Wordt Boris beter?

Bukkie en Snippie lagen goed verstopt onder de staart van Boris. Bukkie lag te geeuwen en Snippie begon zacht te snurken. Regelmatig wordt Boris gecontroleerd door één van de verzorgers. Ze controleert zijn temperatuur en voelt voorzichtig aan zijn buik. 

Het zachte gesnurk van Snippie gaat geleidelijk over tot een wat luidere vorm. Verbaast kijkt de verzorgster om zich heen en vraagt: ‘Is hier iemand?’

Natuurlijk krijgt ze geen antwoordt en verlaat het hok. ‘Vreemd,’ moppert ze.

Bukkie schudt Snippie wakker en die bromt dat hij hem met rust moet laten. Hij wil slapen.

Maar Bukkie laat het hier niet bij zitten en sleept hem mee het hok uit. Kort daarop komt de verzorger terug met haar collega en zoeken de omgeving af.

Vanachter een prullenmand ziet Bukkie dat de man de staart van Boris optilt en met zijn hoofd schut.     

‘Ik denk toch echt dat je spoken hebt gezien. Er is hier niemand. Kom laten we samen even kijken hoe het met Boris gaat,’ zegt de man.

Samen onderzoeken ze hem en de man fluistert Boris moed in.

‘Je praat tegen die hond alsof het je kind is. Denk je dat hij je begrijpt? Daar geloof ik niet in,’ zegt de verzorgster.

‘Dat moet je niet zeggen. Ze voelen aan of je het goede met ze voor hebt,’ antwoordt de man.

‘Ja ja, het is al goed. Het is jouw dag.’

‘Wat bedoel je daarmee?’

‘Nou ik bedoel ermee, dat je wel eens gelijk kan hebben,’ antwoordt de verzorgster en loopt het verblijf uit. Even blijft ze staan en kijkt nog achterom. Ik weet zeker dat er iets was. Misschien was het een muis of een rat. Nou als ik ergens bang voor ben dan is het wel voor ratten. Ik vind die nachtdiensten maar niets. Maar goed de zon komt alweer bijna op en dan zit mijn diens er weer op.

Bukkie houdt Snippie dicht tegen zich aan. Die Snippie, die heeft echt niets in de gaten. Ze blijft gewoon doorslapen. De verzorgers zijn weer naar hun post en Bukkie sluipt voorzichtig weer naar Boris. Minutenlang kijkt hij hem aan, maar Boris blijft bewegingloos liggen. Er is geen enkele vooruitgang merkbaar.

‘Oh Boris, ik hoop toch zo dat je het haalt. We kunnen je niet missen hoor. De hele buurt treurt om jou. Als jij het opgeeft, hoe moet het dan met ons,’ fluistert Bukkie.

Zoals hij wel vaker doet, wrijft hij met zijn pootje over de neus van Boris. Even, heel even wipt de neus van Boris omhoog, maar dan is hij weer in ruste.

‘Alsjeblieft Boris, laat me op de één of andere manier weten dat je me hoort.’

Maar Boris geeft geen krimp en uitgeput kruipt hij tegen zijn grote vriend aan. Uiteindelijk valt ook Bukkie in slaap. Plotseling wordt hij wakker omdat hij voetstappen hoort naderen. Als hij zijn oogjes opent ziet hij tot zijn schrik een vrouw voor hem staan. Ze mummelt, maar hij kan niet verstaan wat ze zegt. De vrouw stopt hem in een veel te klein mandje. Hij kan zich er nauwelijks in bewegen en dan wordt er een deurtje gesloten. Bukkie verstijft van angst en gluurt door de kleine gaatjes naar buiten. Het mandje wordt opgetild en naar buiten gedragen. Daar ziet hij andere katten rondspringen.

Oh domoor, waarom ben ik dan ook in slaapgevallen en waar is Snippie. Bukkie miauwt alsof zijn leven ervan af hangt en hoopt dat hij iemands aandacht kan trekken. Maar de enige die aandacht voor hem heeft is de vrouw die hem in het mandje heeft gestopt en ze schut met de mand en roept dat hij stil moet zijn. Plotseling blijft de vrouw staan en drukt haar gezicht tegen de mand en moppert: ‘Zo, aan jou hoeven we geen geld te verspillen. Jij brengt niets op.’

Ze gooit hem met mand en al in een container en smijt de deksel dicht. Nu is het donker om hem heen. Hartstikke donker.

‘Hè Buk, wakker worden! Er komt iemand aan.’ Bukkie opent zijn ogen en ziet Boris recht en fier naast hem zitten. Nu beseft Bukkie dat hij een hele nare droom heeft gehad en moet even van de schrik bekomen. Daar heeft hij trouwens niet veel tijd voor want Boris bromt alweer: ‘Wegwezen joh, snel.’  Boris haalt uit met zijn poot en Bukkie vliegt door de lucht en beland naast de nog slapende Snippie. Hij ziet de verzorgster, die in zijn droom aanwezig was, het hok van Boris openen. Aan haar gezichtsuitdrukking kan hij zien dat ze blij is dat Boris weer aardig opknapt. Van blijdschap maakt ze een vreugdedansje in zijn hok. Dan valt plots haar blik op de twee kittens die achter in het hok liggen. Als ze Bukkie en Snippie wil oppakken springt Boris overeind en gaat brommend voor haar staan.

‘Rustig maar Boris, ik doe ze niets. Laat me erdoor, want ze kunnen hier echt niet blijven,’ smeekt ze.

Boris is echt niet van plan om haar erdoor te laten en met zijn grote lichaam gaat hij recht voor haar staan. Hij probeert het over een andere boeg te gooien en geeft haar een flinke lik over haar gezicht.

‘Rustig maar, je bent een brave hond. Ga nu even opzij, zodat ik erbij kan,’ fluistert de verzorgster.

Boris voelt dat hij nog niet de oude is. Zijn benen kunnen hem nog maar nauwelijks dragen en gewillig laat hij zich verzorgen.

Terwijl de verzorgster zich over Boris ontfermd zien Bukkie en Snippie een kans om te ontsnappen en daar maken ze ook dankbaar gebruik van.

‘Nou Boris, het is je gelukt. Ze zijn weg. Wat moet ik toch met zo’n hond als jij,’ zegt de verzorgster. Maar ze geeft hem een liefdevolle aai over zijn kop. Boris begrijpt intussen dat de vrouw tevreden over hem is.

‘Wat ben ik blij dat je weer bent opgeknapt. Het had niet veel gescheeld of we waren je kwijtgeraakt.’

Boris kijkt haar aan en snapt er de ballen niet van. Wat wil dat mens toch van me. Ik wil lekker naar mijn hok en in de tuin luieren. Dit is nog erger dan die twee katten met hun kittens, denkt hij.

Opeens ruikt hij een bekende geur en hij voelt zich heel warm worden vanbinnen. Want voor hem staat zijn baas en bazin. Nog nooit was hij zo blij geweest hen te zien. De baasjes vertroetelen hem flink. Even lijkt het wel alsof ze hem dood willen knuffelen.

De verzorgsters neemt zijn baasjes mee en geeft ze nog wat medicijnen en instructies voor thuis.

Bukkie sluipt naar Boris en vraagt of hij weet waar Snippie is gebleven.

‘Nee, ik dacht dat jullie al op weg naar huis waren. Het spijt me Buk, ik kan je niet helpen. Kijk maar, ik zit aan de riem en ga zo dadelijk met onze baasjes mee naar huis.’

Bukkie sluipt naar de deur en wipt naar buiten. Daar verstopt hij zich en zwaait nog even naar Boris.

Oké, dan moet ik maar in mijn ééntje opzoek gaan naar die bengel van een Snip. Waar kan die toch uithangen.

Hij zoekt en zoekt, maar waar hij ook zoekt, Snippie is in geen velde of wegen te bekennen. Bukkie rent rondom het gebouw en wordt steeds bezorgder.

Een moederpoes die met haar kittens opstap is, springt opzij als ze Bukkie aan ziet komen rennen. Hij remt plotseling af en voelt zijn voetzooltjes branden. Aan de moederpoes vraagt hij of zij misschien zijn broertje heeft gezien, maar ze luistert niet eens naar hem en verstopt zich met haar kroost.

Daar snapt Bukkie niets van. Totdat hij één van de bendeleden achter hem aan ziet komen rennen. Nu begrijpt hij waarom de moederpoes zo bang is.

Oké, dan maar naar huis. Misschien is Snippie hem wel vooruitgegaan om de andere te vertellen dat Boris naar huis komt. Onderweg bedenkt hij dat Snippie, net als hij langs de bendeleden zou moeten glippen.

Oh nee, daar heb ik niet bij stilgestaan. Straks hebben ze hem te grazen genomen. Ineens blijft hij stil staan. Om de één of andere reden voelt hij een onbehagelijk gevoel in zijn buik opkomen. Snel verstopt hij zich achter een vuilniszak en je gelooft het of niet, maar zijn vermoedens worden werkelijkheid. Voor hem ziet hij twee bendeleden die Snippie tussen hen in meeslepen. Ze verdwijnen tussen de huizen en Bukkie besluit om achter hen aan te sluipen. Hij belooft zichzelf om niet zonder Snippie thuis te komen. ‘Samen uit, samen thuis. Dat is een belofte, die staat als een huis,’ mompelt hij.

Lenig springt hij over schuttingen en sluipt onder diverse heggen door. Dan ontdekt hij de schuilplaats van de benden en verstopt zich achter een stapel hout. Hij ziet dat ze Snippie in een hok duwen. Dat wordt een lange koude nacht, denkt hij. Op dit moment kan ik niets voor hem doen.

Bukkie maakt zich zo klein mogelijk en koortsachtig probeert hij een plan te bedenken om Snippie te bevrijden. Wat jammer dat Barend er nu niet is. Die zou ze kunnen afleiden. Zijn blik is gericht op de horizon in de hoop een schim van Barend op te vangen.

Oh Barend, kom toch. Ik kan Snippie met geen mogelijkheid in mijn ééntje bevrijden.

Zijn hoop slaat al snel om in teleurstelling en hij beseft dat hij het toch echt alleen zou moeten opknappen. Hij haalt een paar keer diep adem en vermaant zichzelf: ‘Kom op, laat je niet kisten door die stomme katten.’

Telkens als de opwacht staande bendelid even de schuilplaats binnen wipt, sluipt hij wat dichterbij.

Op gezette tijden neemt een ander lid de wacht over. Degene die opwacht staat loopt zo nu en dan heen en weer of is bezig zijn nagels te slijpen.

Scherper dan scherp, kan toch bijna niet, denkt Bukkie en de koude rillingen doen hem huiveren.

Hij beseft maar al te goed dat als hij niets doet het er niet al te best voor Snippie uitziet, misschien zien we hem nooit meer terug.

De bende staat erom bekend dat zij voor niets of niemand terugdeinzen en ze zullen niet twijfelen om Snippie iets aan te doen.

De duisternis valt in en Bukkie moet zijn best doen om niet in slaap te vallen. Eén van de katten, die blijkbaar nog niet zolang bij de bende is aangesloten loopt voor het hok, waar Snippie in zit, stoer heen en weer.  Hij verliest hem geen moment uit het ook, maar uiteindelijk gaat hij ineengedoken op een stoel liggen. Het licht van de volle maan geeft de omgeving een ijzige aanblik.

Toch waagt Bukkie het erop en hij springt van het schuurtje en sluipt op de kat af.

‘Ik mag niet inslaap vallen,’ mummelt de kat. ‘Ik moet bewijzen dat ik een waardig bendelid kan zijn.’

Opeens gaat hij rechtop staan en Bukkie schrikt zich een hoedje. Hij blijft muisstil zitten en ziet dat de kat de omgeving observeert. Het lijkt erop dat hij zich in het donker toch niet zo op zijn gemak voelt. Daar maakt Bukkie dankbaar gebruik van en wordt steeds brutaler. Hij kruipt onder het dekzeil dat naast het schuurtje ligt. Daar vindt hij een zaklamp en knipt deze aan. Tot zijn verbazing ziet hij een prachtige glimmende motor staan. De motor heeft een enorme aantrekkingskracht op hem. Voorzichtig schroeft hij de benzinedop los en kijkt of er voldoende benzine inzit. Zelfs het contactsleuteltje hebben ze erin laten zitten. De vraag is alleen doet de motor het nog?

Ik neem een enorm risico en hoop maar dat de motor direct start als ik hem nodig heb, maar eerst moet ik Snippie zien te bevrijden, denk hij.

Zachtjes sluipt hij onder het dekzeil vandaan en springt via de schutting op het schuurtje. Tot zijn opluchting ziet hij dat de kat in slaap is gevallen. Uit zijn rugzakje haalt hij een bolletje wol. Dat heeft hij altijd bij zich en het heeft hem al menig maal uit de penarie geholpen. Hij rolt er wat af en maakt er een dubbele draad van. ‘Dat moet sterk genoeg zijn,’ fluistert hij.

Behendig laat hij het draad zakken en probeert het om één van de poten van de kat te krijgen. Na een paar missers lukt het hem en hij bindt het uiteinde stevig vast aan een spijker die aan het dat van het schuurtje is bevestigd. De maan verdwijnt achter de wolken en het is nu pikken donker.  Daar maakt Bukkie gebruik van en rekt zich goed uit om bij de grendel te komen. Hij duwt hem opzij en al piepend komt er beweging in. Plots slaat de schrik toe. Hij kijkt plotseling in de ogen van de kat, die wakker is geworden. Snel trekt hij zich terug en vanaf de rand van het dak bespiedt hij de kat.

‘Vreemd, ik dacht toch echt dat ik iets hoorde. Ik moet toch even zijn ingedut,’ hoort hij de kat zeggen.

Vol spanning wacht Bukkie af. Als de kat zou merken dat er een touw rondom zijn poot zat, dan zou hij het wel kunnen schudden. ‘Oh nee hé, nu komt de maan ook nog achter de wolken vandaan,’ fluistert Bukkie.

Trillend van de angst kan hij alleen maar rustig blijven en afwachten. Het wachten duurt lang en van de kou voelt hij zijn lichaam stijf worden. Als ik Snippie nog voor het daglicht wil bevrijden moet ik toch echt iets ondernemen, denkt hij paniekerig.

Voorzichtig rekt hij zich opnieuw uit en schuift de grendel opzij. Springt van het dak en trekt aan de grendel van de deur. Die opent zich langzaam en stilletjes sluipt hij naar binnen.

In het hoekje vindt hij Snippie die bevend van de angst met een trillend stemmetje vraagt: ‘Je doet me…,’ meer komt er niet uit.

‘Sssst, ik ben het Bukkie. Kom mee, we moeten ons haasten.’

Snel grijpt Snippie de staart van Bukkie en volgt hem. Buiten zit de kat nog steeds opwacht. Hij zit nog steeds in dezelfde houding als dat Bukkie hem voor het laatst zag. Hij vermoed dat de kat toch weer is ingedut, maar een beetje geluk kunnen ze wel gebruiken.

Samen kruipen ze onder het dekzeil en trekken het zeil van de motor. Ze slepen hem zover mogelijk van de schuilplaats vandaan, maar dan wordt de stilte plotseling verbroken door het gekrijs van de katten. Ze beseffen dat ze zijn ontdekt.

Bukkie probeert de motor te starten, maar meer dan wat gepruttel komt er niet uit.

‘Buk schiet op. Ze komen eraan!’ schreeuwt Snippie.

Bukkie doet zijn best, maar er gebeurt niets.

‘Moet je niet eerst de benzinekraan openzetten. Dat zie ik je ook altijd doen bij je eigen motor,’ zegt Snippie.

‘Stom van me,’ roept Bukkie. Hij draait de benzinekraan open en probeert het opnieuw. De motor slaat in één keer aan. Er komt een enorm gebrul en een knal uit de uitlaat. Bukkie draait de gashendel open en schreeuwt: ‘Spring achterop Snip, ze zitten vlak achter ons!’

Eén van de katten springt naar voren en krijgt de staart van Snippie te pakken. Bukkie laat de koppeling los en dan schiet de motor vooruit. Hij bestuurt de motor net zo behendig als die van hemzelf. Hij maneuvreert het gevaarte door stegen en behendig ontwijkt hij de bomen.

De kat, die nog steeds aan de staart van Snippie hangt is niet van plan deze los te laten en het kost Snippie moeite en kracht om niet van de motor te worden afgetrokken. Bukkie begrijpt dat hij iets moet doen om de kat kwijt te raken en dan neemt hij een scherpe bocht. Zo scherp dat zijn achterwiel beging te slippen en even lijkt het erop dat hij de muur niet meer kan ontwijken. De motor slipt verder en het ziet er naar uit dat het te laat is. De vonken vliegen in het rond en de motor schraapt de muur. Bukkie zou gas moeten verminderen, maar in plaats daarvan geeft hij juist gas. De motor heft zich op en scheert rakelings langs een paar bomen. Opeens horen ze gekrijs achter zich. Bukkie wil stoppen, maar Snippie zegt dat hij door moet rijden. Toch laat Bukkie de motor stoppen en langs een stoeprand komen ze tot stilstand. Als ze achterom kijken zien ze de kat opstaan. Oké, hij loopt wat mank, maar hij druipt wel af.  

‘Zo daar hebben we voorlopig geen last meer van,’ zegt Snippie opgelucht en klopt Bukkie op zijn schouder. ‘Bedankt Buk.’

‘We zijn toch broertjes, dan help je elkaar toch,’ antwoordt Bukkie.

Op het moment dat ze weg willen rijden worden ze omringt door de andere bendeleden.

‘Zo, daar hebben we onze slimmeriken,’ krijst de leider.

Wijdbeens gaat hij voor de motor staan en Bukkie ziet nu pas hoe groot de leider is. Even slikt hij een paar keer. Hij kijkt de leider, die er gemeen en gevaarlijk uitziet aan. Eén van zijn tanden staat schreef en het overige gebit bestaat uit stukjes en is zwart. Hij ziet dat hij zijn nagels uitslaat en Bukkie voelt deze langs zijn neus heen en weer bewegen. Oh, als dat maar goed gaat, denkt hij.

Snippie wordt boos en stapt van de motor. Hij gaat recht voor de leider staan en Bukkie vreest het ergste. ‘Niet doen Snip, spring weer achterop,’ roept Bukkie.

Snippie komt op de leider af en geeft hem een flinke schop tegen zijn knie. De leider krimpt in elkaar van de pijn en Snippie springt snel achter op de motor. Bukkie draait de gashendel flink open en samen scheren ze rakelings langs de andere bendeleden, die nog net op tijd opzij kunnen springen.

‘We krijgen jullie nog wel,’ krijst de leider hen na.

Bukkie grinnik en kijkt even achterom. Hij ziet dat Snippie door de snelheid van de motor is gevallen.

Hij bevindt zich niet ver van de bendeleden en Bukkie vreest het ergste. Zonder enige twijfel keert hij de motor en rijdt volgas op de bende in. De bende rekende erop dat hij wel zou stoppen, maar als hij ze te dicht nadert springen ze toch snel opzij.  

Bukkie stopt naast zijn broertje en geeft hem een poot zodat hij achter op de motor kan stappen. Voordat de bendeleden bij ze zijn geeft hij weer flink wat gas. Even steigert de motor en komt het voorwiel los van de grond. Snel herstelt hij zich en scheuren ze weg.

‘Zo Snip, daar hebben we voorlopig geen last meer van,’ schreeuwt hij.

Verderop rijden ze rustig de wijk uit en zetten de motor tegen een muur. Maar niet voordat ze de banden hebben laten leeglopen. ‘Laat ze maar lekker gaan lopen met dat ding,’ zegt Snippie lachend.

Het laatste stuk van hun avontuur leggen ze lopend af en Snippie bedankt zijn broer voor zijn hulp.

‘Ik ben blij dat we er heelhuids vanaf zijn gekomen. Het had niet veel gescheeld of we waren behoorlijk de klos geweest. Laten we maar snel naar huis gaan. Ik ben benieuwd hoe het met Boris gaat. Ze zitten vast op ons te wachten.’

Als ze bij hun tuin aankomen is het inmiddels alweer ochtend. De zon klimt langzaam omhoog en geeft de omgeving zijn natuurlijke schoonheid prijs. Ze ontdekken dat Boris in zijn hok ligt te slapen. Even lijkt het alsof er de afgelopen dagen niets is gebeurd.

‘Laten we maar naar onze mand gaan,’ oppert Bukkie. ‘Ik denk dat Boris wel wat rust kan gebruiken.’

Daar is Snippie het helemaal mee eens en samen lopen ze naar het huis.

‘Bedankt jongens’ horen ze Boris fluisteren. ‘Ik ben nog niet de oude, maar morgen zal het wel weer wat beter met me gaan. Vertel me dan maar waar jullie de hele nacht zijn geweest. De anderen hebben hier bij mij op jullie liggen wachten. Ik heb ze maar naar hun bedje gestuurd. Het is dus mijn schuld dat er niemand is om jullie te verwelkomen.’

‘Is al goed Boris, antwoordt Bukkie. ‘Wij begrijpen het wel.’

Zachtjes verdwijnen ze door het kattenluikje. In de keuken is het stil en de andere liggen lekker in hun eigen mandje te slapen.

‘Stil Snip, laat ze maar lekker slapen,’ en samen duiken ook zij in hun mandje.

‘Psst, horen ze. ‘Ik ben blij dat jullie weer heelhuids terug zijn. Ik heb nog geen oog dicht gedaan.’

‘Dank je wel Dorientje, we zijn erg moe,’ antwoordt Snippie.

‘Gaan jullie maar lekker slapen. Ik moet er zo dadelijk toch uit om voor het ontbijt te zorgen. Eigenlijk is het vandaag jouw beurt Buk, maar ik neem het wel van je over.’

’Je bent een schat Dorien,’ en dan vallen de broers in een diepe slaap.

Bukkie ligt zowat de gehele dag te slapen. Abrupt wordt hij uit zijn slaap gewekt, omdat iets of wat buiten een hels kabaal veroorzaakt. Hij wrijft zijn ogen uit en maakt Snippie wakker. Samen springen ze op de aanrecht om te kijken waar dat lawaai vandaan komt. Vandaar uit hebben ze goed zicht op de tuin en het hok van Boris. Ze zien hem als vanouds voor zijn hok genieten van het zonnetje.  Het hok is versierd met vlaggentjes en daar begrijpen ze niets van.

‘Gek, is Boris jarig,’ vraagt Snippie? ‘Kom laten we gaan kijken. Nu wil ik het weten ook. Waarom is dat hok versierd?’

Barend en Barbet zitten op de nok van het hok en als ze de twee broers bij het kattenluikje zien roept Barend: ‘Buk, Snip, kom. Boris geeft een feestje. De baasjes zijn zo blij dat hij weer beter is.’

De broers rennen erop af en tot hun verbazing is er niets of niemand te zien. Zelfs Boris is opeens verdwenen. Daar begrijpen zij nu helemaal niets van. Snippie snauwt Barbet en Barend toe dat hij het geen leuk grapje vindt.

‘Het is een rotstreek,’ roept Bukkie.

Plots klinkt er muziek door de tuin en de dieren komen uit alle hoeken en gaten, de lucht, uit de grond, waar ze ook maar wonen.  Ze dansen en springen op de maat van de muziek en hebben enorm veel plezier met elkaar. Ze dansen rondom het hok van Boris, maar die vindt het nu toch wel een beetje te druk worden. Hij besluit om een rustiger plekje te gaan zoeken, ook al is het niet in zijn hok, bij de voordeur is het ook goed toeven.  

Maar voordat hij in slaap valt kijkt hij nog even achterom en is blij dat ze allemaal weer bij elkaar zijn. Ook al zijn het deugnieten. Ik zou ze voor geen goud willen missen en tevreden valt hij in slaap.

EINDE