De Familie Poppels

Op Jacht

Pappa Tron verkent de omgeving. Hij controleert of alles solide is en met zijn zelfgemaakte meetlat meet hij de oppervlaktes. Als hij alles voor zichzelf in kaart heeft gebracht gaat hij voor de ingang zitten en maakt plannen over hoe hij hun nieuwe huis tot iets moois kan ombouwen. Er komen tal van ideeën boven, maar begrijpt ook dat het veel werk en energie van hem gaat eisen.  Zijn aandacht wordt opeens getrokken doordat hij in de verte gerommel hoort aankomen. Zijn blik is op de lucht gericht en hij ziet dat donkere wolken zich boven hen opvullen. Het dreigende onweer met zijn lichtflitsen en gedonder, doen hem besluiten naar binnen te gaan. Daar is het rustig alsof het noodweer buiten niet aanwezig is. 

Elv en Drude zijn druk bezig hun eigen kamertje op orde te krijgen. Daar was enige onenigheid over geweest omdat zij beiden hun keuze hadden laten vallen op dezelfde kamer. Uiteindelijk had moeder de knoop doorgehakt en hen ieder een kamer aangewezen. Drude had nog wat geprotesteerd, maar uiteindelijk had hij toch maar toegestemd en zijn bed tussen twee dikke wortels geplaatst. Hij had die plek zorgvuldig uitgekozen omdat hij dan vanuit een opening de sterren zou kunnen bewonderen. Vader had beloofd dat hij van de opening een mooi raam zou maken. Als Drude op het randje van zijn bed gaat zitten kan hij zijn voeten of zijn hoofd naar buiten steken. De regen klettert langs het raam, maar door de overhangende tak regent het niet naar binnen.

‘Wil jij je nu al uit de voeten maken,’ hoort hij zijn vader achter hem vragen?

‘Nee hoor pap, ik ben ervan overtuigt dat we het mooiste boomhuis hebben gevonden die er bestaat.’

‘Zeker weten jongen. Bij het raam maken we stevige luiken zodat in de winter de warmte niet naar buiten vliegt. De winter staat voor de deur, dus moeten we ervoor zorgen dat we eerst een openhaard kunnen maken. Ik denk dat ik al heb gezien waar we deze het best kunnen bouwen, maar we moeten ook op jacht, want al onze voorraad is verloren gegaan.’

‘Ja pap, dat zou mooi zijn pap en ik ga u helpen.’

‘Fijn om te horen. Dan kan je ervaring opdoen bij het jagen.’

Vader besluit buiten de omgeving te verkennen. De boom die tegen een rots aan staat, beklimt hij en bovenop merkt hij dat er een stroompje, die afkomstig is van de waterval vlak langs de boom stroomt. Op zijn gezicht verschijnt een grote glimlach en hij denkt aan Elv.  

‘Ja schat, jouw bad komt er wel,’ fluistert hij en tuurt over de vallei waar geen eind aan lijkt te komen.  Hij steekt het stroompje over en wandelt de vallei op.

Pa Poppels op jacht
Papa Poppel

De jacht kan beginnen, denkt hij, maar hij moet goed op zijn oriëntatie letten om niet te verdwalen. Dieren rennen vlak voor hem over en enkele blijven zelfs even voor hem staan alsof ze willen vragen wat hij in de vallei komt doen. Met één klap met zijn knuppel zou hij er één kunnen doden, maar iets houdt hem tegen. Alsof iets hem zegt dat hij dat niet

moet doen. Konijnen huppelen rondom hem en kijken hem met hun bruine ogen vragend aan. Even buigt hij voorover en dan ruiken ze zelfs even aan zijn hand. Als hij zou willen zou hij zo één van de konijnen bij zijn oren kunnen pakken. Een konijnenfamilie gaat voor zijn voeten zitten alsof ze kennis met hem willen maken. Vader Tron bedenkt dat hij in hun vorige bos alles op alles moest zetten om zijn gezin te kunnen onderhouden. En nu, nu is hij te laf, of te softie om er één te doden.

Hoofdschuddend neemt hij plaats op een boomstam en hij begrijpt maar al te goed dat hij niet zonder iets te vangen thuis kan komen. Plotseling voelt hij iets in zijn nek blazen en gaat rechtop staan. Verschrikt kijkt hij om en ziet iets doorzichtigs staan, maar kan niet goed zien wat het is. Even schut hij met zijn hoofd en dan is het beeld weg. Wat is dit voor een bos. Het lijkt wel betoverd. Het lijkt wel alsof het zegt dat ik geen dieren mag doden en het gekke is, ik kan het ook niet, maar we moeten eten. Vader Tron probeert zijn gedachten en zijn gevoel te begrijpen, maar het is verwarrend.  

Als de zon zakt en de schemer intreedt, gaat hij terug naar huis. Voor hem staat een ree die zich te goed doet aan het eten van vruchten. Vader pakt zijn rugtas en vult deze met vruchten en hoopt maar dat er geen giftige tussen zitten.

De herkenningspunten die hij onderweg in zich had opgenomen, zorgen ervoor dat hij niet verdwaalt. Op het punt waar het stroompje al slingerend en kabbelend naar beneden stroomt, komt zijn glimlach weer tevoorschijn. Bij thuiskomst wordt hem gevraagd wat hij heeft gevangen.

‘Oh, eh ja, nee ik heb alleen wat vruchten kunnen vinden. Ik ben geen enkel beest tegengekomen,’ jokt hij.

Hiermee probeert hij ook zijn mannelijkheid te verbergen, maar moeder Mette slaat haar armen om hem heen en zegt: ‘Hier waren wel dieren en ze waren heel tam.’

‘Ja pap, ze waren hartstikke tam,’ roept Elv.

‘Ik wilde er nog één doden, maar dat mocht niet van mama en Elv,’ roept Drude stoer.

Ze kijken elkaar aan. Ieder in zijn eigen gedachten en niemand weet waarom ze eigenlijk niet willen dat papa op jacht gaat. Moeder neemt de rugzak van vader en keert deze om. Veel van de vruchten kent ze, maar er zitten ook giftige tussen. ‘Je hebt hier toch niet van gegeten,’ vraagt ze verschrikt?

Vader knikt van nee en is blij dat zijn vrouw veel weet over alles en nog wat dat groeit in de natuur.

Moeder vraagt of ze bij haar komen zitten om te leren wat wel en niet te eten is.

‘Goed opletten, sommige paddenstoelen lijken erg op elkaar, maar mogen niet gegeten worden,’ legt ze hen uit.

Vader gaat tegen het ei aanzitten en begrijpt nog steeds niet wat er allemaal om hen heen gebeurt.

Hij krijgt een heel vredig gevoel over zich heen, maar stel nou dat hij er later achter komt dat het helemaal niet zo vredig is dan dat het lijkt. Hij zal goed op zijn gezin moeten passen en moeten zorgen dat ze het overleven.

Plotseling voelt hij iets tegen zijn rug en als hij omkijkt lijkt het net of er geklop uit het ei komt. Snel springt hij op om met zijn knuppel het ei te breken, maar ook dat dan hij weer niet. Teleurstellend loopt hij naar binnen en laat zich uitgeput op zijn bed vallen.  Het zit hem dwars dat hij vanavond zijn gezin geen vlees op tafel kan voorschotelen.

Als moeder komt kijken waar hij blijft en hem op het bed vindt, vraagt ze wat er werkelijk met hem aan de hand is.

‘Ach schat, weet je, ik kan geen dier meer doden. Daarom hebben we ook geen vlees op tafel vanavond. Ik schaam me, hoe moet ik dat onze zoon uitleggen?’

Ze kust hem, legt een arm rond zijn schouders en zegt dat ze het begrijpt. ‘Weet je, ik weet ook niet waarom dit zo is. Ik zit net zoals jij in mijn rats. Met vruchten en groenten komen we de winter niet door.’

Buiten staan Elv en Drude naar de sterrenhemel te turen waarvan ze de meeste nog niet kennen omdat ze deze nog nooit aan de hemel hebben zien staan.

‘Dat is vreemd Elv. Het is net alsof er na onze verhuizing een betovering heeft plaatsgevonden. Het is allemaal pracht en praal, maar echt goed voelt het niet, wat jij?’

‘Nee, daar ben ik het mee eens. Het is allemaal te mooi om waar te zijn.’

Beiden gaan naar binnen en eten nog wat vruchten. Met zijn vieren overleggen ze wat er de volgende morgen moet worden gedaan en al snel zijn ze het erover eens wat eerst moet gebeuren alvorens de winter invalt.

 

Einde Deel 4