Noortje geeft een tuinfeest

Een week geleden zijn de uitnodigingen verstuurt en vandaag is het zover. Noortje geeft een feestje en vol ongeduld zit ze te wachten op de kinderen die zijn uitgenodigd.

‘Duurt het nog lang mam?’

‘Nog even geduld. Maak je nou maar geen zorgen,’ antwoordt Mama.

Noortje hoort haar niet eens meer. Door het hek van de tuin ziet ze Mellie, haar allerbeste vriendin aankomen. Ze rent op haar af en ze omhelzen elkaar.

In de keuken krijgen ze limonade en niet veel later komen ook de andere kinderen aan, ook degene die ze eigenlijk niet zo aardig vindt.

‘Je moet altijd aardig blijven,’ zegt mama altijd. Je zult zien ze vallen best wel mee.’

‘Ja…, ja,’ fluistert ze Mellie toe. ‘Ik vertrouw ze voor geen cent. Jij wel?’

‘Niet echt, maar laten we gaan spelen,’ antwoordt Mellie.

Twee meisjes ruziën om de schommel en een ander speelt met Droef.

Droef blaft zachtjes. Laat me met rust en trek niet zo aan mijn haren. Ik word niet goed van die kinderen, denkt hij en snel neemt hij de benen.

In de keuken staat zijn bazin en ze aait hem zachtjes over zijn bol. ‘Dat is niets voor jou hé Droef. Ga maar lekker in je mand liggen, daar zal je niet gestoord worden,’ zegt ze liefkozend.

‘Eigenlijk zou je op Noortje moeten letten. Ja, kijk nou maar niet zo alsof je van niets weet. Ik weet heel goed dat je mij verstaat. Maar goed, ga maar lekker naar je mand. Ik hou ze wel in de gaten.’

 

De zwanen zwemmen heen en weer door de vijver. Ze vinden al die herrie en drukte maar niets. En Noortje, nou die heeft ons niet eens in de gaten. Wat een drukte allemaal,’ moppert papazwaan.

Eén van de jonge zwanen is wel nieuwsgierig wat er allemaal wordt verteld en doet net alsof ze aan het rusten is. Er komt een groepje meisjes zijn kant op en instinctief voelt hij dat ze iets van plan zijn.

‘Zullen we dit feestje eens goed verpesten,’ hoort hij de leider van de groep fluisteren.

Het zwaantje kan niet alles horen wat ze bespreken, maar hij weet wel dat er niet veel goeds uit voort komt. Hij besluit om zijn papa in te lichten over hetgeen hij heeft opgevangen.

‘Je weet best dat je niet mag afluisteren en wat wil je dat ik ertegen doe. Nee schat, Noortje moet het zelf maar ondervinden. Ondervinding is de beste leermeester,’ antwoordt papazwaan.

‘Oké papa, dat kan dan wel zo zijn, maar ik ben het er niet mee eens. Ik wil niet zien hoe de andere Noortjes feestje verpesten.’

Teleurgesteld zwemt hij weg en verstopt zich tussen het riet. Papazwaan kijkt hem verbaast na.

Tussen het riet houdt het kleine zwaantje een oogje in het zeil. Hij weet zeker dat die meiden een vals plan hebben verzonnen.

 

Intussen verzorgt mama de lekkere hapjes en deelt ze uit. Noortje lust niet alles, maar om mama een plezier te doen neemt ze zo af en toe ook wat van de hapjes. Ze gaat opzoek naar Mellie, die ze uit het oog is verloren.

 

‘Dat wordt lachen, laten we eerst Mellie te pakken nemen,’ zegt de leidster en de andere zijn het daarmee eens.

Met zijn alle sluiten ze Mellie in. Mellie, die niet begrijpt wat zij van plan zijn begint te beven van angst. Ze wil om hulp roepen maar het lijkt wel alsof ze geen woord kan uitbrengen. De meiden drijven haar naar de rand van de vijver en dus steeds verder weg van de tuin. Als ze uit het zicht zijn beginnen ze haar te duwen en aan haar te trekken.

 

De geur van al die lekkere hapjes bereiken de neus van Droef. Hij ligt nog steeds lekker in zijn mand maar die hapjes hebben een enorme aantrekkingskracht op hem. Loom wandelt hij naar buiten, maar ziet dat er verderop in de tuin iets vreemds gaande is.

‘Dat is foute boel. Daar wil ik het mijne van weten,’ bromt hij en sluipt naar de vijver.

 

‘Waarom doen jullie dit. Ik heb jullie toch nooit iets misdaan. Laat me gaan, ik zal hier met niemand over praten. Dat beloof ik,’ roept Mellie huilend.

’Ja… ja…, Janken heeft geen zin. Het is je eigen schuld, moet je je maar geen vriendin met die Noortje zijn. Eigen schuld dikke bult,’ roept één van de meiden.

Bij het water zitten alle jongen zwanen vol spanning te kijken naar de pestende meiden. Ze weten zeker dat ze Mellie iets aan gaan doen.

‘Ik zou willen dat Noortje komt,’ zegt één van de zwaantjes.

‘Papa zegt dat we niets kunnen doen. Volgens hem moet Noortje het zelf opknappen.’

‘Nee hè. Ze gaan haar natuurlijk door de modder trekken, die rot meiden. Ik zou ze hard met mijn vleugels willen slaan,’ roept één van de zwaantjes.

Mellie huilt, maar ze kan huilen wat ze wil ze trekken zich er niets van aan. Het lijkt wel alsof ze er nog meer plezier in krijgen.

Vanuit zijn boom kijkt de vreemde vogel Oelepauwoekelekoet naar hetgeen zich voor hem afspeelt. Oh, wat zijn dat een stel gemene meiden. Ze hebben geen enkel respect voor dat lieve meisje. Ik zou ze maar wat graag een lesje leren, denkt hij.

 

‘Je kunt zelf door de modder kruipen of we pakken je bij je haren,’ krijst de leidster. ‘Je mag kiezen. Nauw wat doen we, een beetje opschieten’

Angstig kijkt Mellie naar de modderpoel en vraagt zich af wat ze moet doen. Ik kan er maar beter zelf doorheen kruipen, denkt ze. Maar voordat ze op haar knietjes kan gaan zitten geeft één van de meiden haar een flinke duw en valt ze voorover. Haar val wordt onderbroken door Droef, die plotseling voor haar staat. Dat gaan we niet doen meiden, denkt droef.

Mellie kijkt Droef aan en ziet haar kans schoon om te vluchten. Ze rent de struiken in.

Zo…, die is veilig denkt Droef. Nu jullie nog meiden. Hoe zal ik dit gaan aanpakken. Ik weet het. Schapen, ja ik doe net of het schapen zijn en drijf ze op, denkt hij.

Al blaffend en brommend, rent hij heen en weer en even lijkt hij een echte schaapsherdershond.

‘Nee, niet bijten lief hondje,’ gillen de meiden ‘We zullen het nooit meer doen!’

Daar is het nu te laat voor blaft Droef en af en toe laat hij zijn tanden zien. Als ze niet willen luisteren dan moeten ze het maar voelen. Ik zal ze eens flink laten lopen.

Ze kunnen geen kant meer op. Het komische is dat Droef ze dwingt zelf door de modder te rennen en zakken er tot hun enkels in weg. Enkele verliezen hun evenwicht en liggen in de modder te rollen.

De jonge zwanen hebben de grootste lol. Wapperen met hun vleugels en pikken naar de meiden.

‘Goed gedaan Droef dat zal ze leren,’ roept mamazwaan.

‘Wat is hier gaande,’ roept Noortjes mama. ‘Zijn jullie nou helemaal belatafeld. Kom uit de modder.’

Eén voor één komen ze naar de kant en ze stinken uren in de wind.

‘Waarom doen jullie zoiets?’

‘Die hond heeft ons de modder ingeduwd,’ roept een van de meiden. ‘Ja toch,’ roept ze en andere knikken bevestigend.

‘Ja…, lekker makkelijk om Droef de schuld te geven. Hij kan zich niet verdedigen. Droef doet zoiets niet. Er is geen lievere hond op de hele aardbol dan hij. Jullie ouders zullen dit niet leuk gaan vinden. Ga nu maar naar de tuin voordat jullie nog meer onzin kunnen uitkramen.’

Met gebogen hoofd lopen de meiden naar de tuin waar de anderen hen lachend nawijzen.

Na al dat werk vindt Droef dat hij wel wat lekkers heeft verdiend en loopt naar de tafel, waar al dat lekkers staat uitgestald. Hé…, dat daar ken ik wel. Daar krijg ik van Noortje ook wel eens wat van. Voorzichtig gaat zijn kop over de schaal en pikt er een paar mini frikadelletjes van af. Mmmm…, lekker, denkt hij.

 

Voor de meeste kinderen is het is alweer tijd om te worden opgehaald. Ook de pestende meiden worden door hun ouders opgehaald. Tot Noortjes grote verbazing mogen ze in het vervolg niet meer met Noortje spelen. Ze begrijpt er niets van.

‘Het is schandalig dat er zo slecht op de kinderen is gepast,’ zegt één van de ouders.

‘Mijn dochter zal u kind niet missen,’ antwoordt Noortjes moeder. ‘Maar voor wat het waard is, mijn oprechte excuus hiervoor. Ik had misschien toch beter moeten opletten.’

Droef loopt fier achter de meiden aan. Wat zou ik graag even in hun kuiten bijten, gromt hij.

Noortje ziet dat Droef niet echt op de meiden gesteld is en hen het liefst te lijf gaat. Dat kunnen we er nu niet bij hebben, denkt ze. Er is geen tijd te verliezen en dan strekt ze plotseling haar hand uit en raffelt:

 

‘TAD TAAL KI TEIN NERUEBEEG FEORD.’

 

Droef blijft stokstijf staan en druip af naar zijn hok.

Einde