Het Vuur

Van onder de deken, die Elv zorgzaam over hem heen heeft gelegd, ligt het beest enorm te rillen. Zo af en toe aait ze hem, maar het rillen houdt niet op. Drude komt binnen met een flinke stapel hout en legt deze voor de open haard. Hij probeert zo min mogelijk lawaai te maken om het beest niet te storen. IJverig probeert hij met 2 vuurstenen de houtblokken aan te steken. Hard slaat hij de stenen tegen elkaar aan, maar het lukt hem niet de blokken in vuur en vlam te zetten. Even tilt het beest zijn koppie op om te kijken waar Drude mee bezig is.

‘Het lukt niet,’ fluistert Drude. ‘Ik doe het toch op dezelfde manier als papa, maar er gebeurt niets. Mijn armen doen inmiddels pijn van het slaan. Het spijt me, ik kan het gewoon niet. Stom hè?’

Elv haalt haar schoudertjes op en glimlacht hem vriendelijk toe. ‘Misschien moet ik mijn deken pakken en ook deze over hem heen leggen. Het lijkt wel alsof het rillen is toegenomen.’

Drude vindt dat een goed idee en hij loopt samen met haar naar haar kamer om de deken te halen, maar als ze terugkomen en de andere deken van het beest af halen ruiken ze een vieze nare lucht.

‘Bah, dat zal mama vast niet leuk vinden, moet je eens ruiken. Ik denk dat ik hem maar even uit het raam moet hangen om hem te luchten. Laten we hopen dat dat helpt.’

Drude ruikt aan de deken en doet een stap achteruit van de stank. Samen openen ze de luiken en Elv hangt de deken uit het raam. ‘Laten we hopen dat de stank verdwijnt, maar ik heb er een hard hoofd in.’

‘Wat je zegt zus. Ik sta niet graag in jouw schoenen als mama hierachter komt.’

Ze sluipen terug naar de woonkamer en daar staat hen een grote verrassing te wachten. Tot hun verbazing ligt het beest voor de openhaard van een knapperend vuurtje te genieten.

‘Hoe kan dat nou,’ vraagt Drude? ‘Jij was als laatste in de kamer. Heb jij hem aan kunnen steken?’

‘Nee, Ik zou het niet weten wie dat heeft gedaan. Ik ben net zo verbaast als jij.’

Vanuit de slaapkamer van hun ouders komt plots een rommelig geluid.

Even denkt Elv dat het beest zich heeft verplaatst naar de slaapkamer van haar ouders, maar ze kan hem niet vinden. Plotseling staat vader voor hun neus en vraagt waarom het vuur brandt en wie hem heeft aangestoken.

Drude kijkt zijn zus aan, maar die haalt haar schouders op. ‘Ik heb hem aangestoken pap. Ik heb gezien hoe jij dat deed in ons vorige huis. Vind je het erg?’

‘Ja pap, vind je het erg dat Drude dat voor je hebt gedaan,’ jokt Elv?

Ze weten best dat zij geen van tweeën de haard hadden aangestoken, maar een leugentje om best wil moest kunnen vonden ze beiden.

‘Wel dat is mooi. Dat komt goed uit, dan kan ik in het vervolg wat langer in mijn bed blijven liggen en kan jij s ’morgens het vuur aansteken,’ grijnst vader.

Elv is er niet gerust op en is bang dat het beest opeens de woonkamer inkomt.

‘Ik ga buiten nog wat hout halen,’ zegt Drude.

De-familie-Poppels- Het-Vuur

‘Doe wel je jas aan, wat het is erg koud,’ roept Elv en volgt hem naar buiten in de hoop het beest te vinden.

Buiten zoekt ze in elk hoekje dat ze kent, maar ze kan hem niet vinden. Maar dan, dan staat hij plotseling achter haar. ‘Je moet me telkens niet zo laten schrikken, groenbeest. Ik word hier sikkeneurig van,’ schreeuwt ze hem toe.

Hij gaat voor haar zitten en steekt zijn lange tong uit. Elv deinst terug van de schrik.

‘Mama…, mama…,’ roept het beest en gaat vlak voor haar zitten.

Elv kijkt hem aan en het beest legt zijn kop op haar schoot en even weet Elv echt niet wat ze moet doen. ‘

‘Weet je. Ik denk dat je best wel lief bent, maar ik weet niet of mijn ouders je in ons boomhuis toelaten. Weet je, je stinkt namelijk behoorlijk. Misschien zou je je eerst eens moeten wassen.’

Ook Drude gaat naast hen zitten. Hij schept met zijn handen zoveel mogelijk sneeuw van de grond en smeert het beest ermee in. Elv begrijpt wat hij aan het doen is en helpt haar broer. En het beest, die schijnt het nog lekker te vinden ook.

Daarna pakken ze wat oude bladeren en wrijven over het lichaam van het beest dat zichtbaar schoner wordt. Samen komen ze tot de conclusie dat de stank verdwenen is.

‘Misschien stonk hij zo omdat hij net uit het ei was gekomen,’ zegt Elv.

‘Ik denk dat je gelijk hebt, maar hoe kunnen we hem verstoppen zodat onze ouders hem niet ontdekken. En daarbij komt ook nog dat het raadsel van het vuur ook nog niet is opgelost.’

‘Pssst, pssst,’ horen ze achter hen.

Samen kijken ze om en zien een raar mannetje staan met enorme uitstekels, die door zijn huid heen steken.

Elv wil wegrennen, maar Drude blijft staan. ‘Wie ben jij en wat kom je hier doen? Denk nou maar niet dat wij bang voor je zijn. Ik hoef maar te roepen en er komt hulp,’ roept Drude.

‘Zo is dat, je bent dus gewaarschuwd roept Elv naar hem!’

Het rare mannetje kijkt in het rond en doet een paar stappen hun richting op. Brengt een hand naar zijn gezicht en fluistert hen toe. Je hoef voor mij niet bang te zijn, maar…’