De familie Poppels

De goedbedoelde raad

Elv doet een stap naar voren en vraagt: ‘Wat maar…, vertel op of vertrek, anders ga ik mijn vader halen!’

‘Nee nee, niet je vader. ik ben heel eerlijk, echt waar. ik kom jullie alleen maar waarschuwen voor de wolf. Ik lieg niet, ere woord!. Het zwemt in het grote meer, niet ver hier vandaan.’

De-familie-Poppels-de-goedbedoelde-raad

 

 

‘Een wolf die in een meer zwemt. Raar verhaal,’ antwoordt Drude.

‘Ja een raar verhaal,’ herhaalt Elv.

‘En toch is het zo. Als jullie denken dat ik lieg, nou best. Jullie komen er zelf wel achter. Ik ben weg,’ zegt het rare mannetje.

Elv kijkt Drude aan en samen besluiten ze om toch maar even naar dat rare mannetje te luisteren.

‘Oké, ga door,’ spoort Elv hem aan.

‘Eh… eh…, ik durf het bijna niet te vertellen maar dat draakje dat uit het ei is gekomen is een nog groter gevaar.’

Elv en Drude kijken hem verbaast aan.

Het is dus een draak, denkt Elv. ‘Wij hebben hele andere ervaringen met het draakje. Het is een leuk lief draakje, lekker puh voor jou!’

Nu begrijpt Drude er ook niets meer van. ‘Draakje een gevaar? Wat een onzin. Hij heeft zelfs de openhaard voor ons aangestoken. ‘Doe niet zo raar.’

Voor het mannetje iets kan zeggen, kijkt hij op en rent weg. Ook Drude en Elv schrikken van een geluid dat ze niet herkennen. Het is een brullend geluid en het lijkt van heel dichtbij te komen. Ze rennen naar binnen met het kleine draakje op hun hielen dat steeds maar roept: ‘Mama…, mama…,’

Snel sluiten ze de deur en luisteren naar het gebrul, maar dan is het plotseling weer verdwenen.

‘Er gebeuren hier vreemde dingen,’ oppert Elv. ‘Ik vind het nu niet leuk meer. Ik wil terug naar ons vorige boomhuis.’

‘Ik ook, maar we weten allebei dat dat niet meer kan. Kom op Elv, het is best een beetje spannend. Laten we hopen dat het rare mannetje liegt. We moeten draakje wel weg zien te houden van papa en mama. Als ze erachter komen dat wij hem hier in huis hebben, dan zwaait er wat!’

Weer roept het draakje: ‘Mama…, mama…’

Ze besluiten om naar Drude’s slaapkamer te gaan om te overleggen wat ze moeten doen. Draakje volgt hen trouw. Hij vindt het wel een leuk spelletje om van de ene naar de andere ruimte te rennen.

‘Toch vind ik dat we het papa en mama moeten vertellen,’ zucht Elv. ‘Vroeg of laat komen ze er toch wel achter.’

Drude knikt. ‘Je hebt gelijk, laten we het ze maar vertellen.’

Samen met draakje gaan ze voor de openhaard zitten wachten op de komst van hun ouders.

 

Als hun ouders de kamer binnenkomen staan ze verbaast naar het draakje, dat tussen hen in ligt, te staren.

‘Dat is ook wat,’ roept vader. ‘Nu begrijp ik het. Niet jij Drude, maar dat draakje had het vuur aangestoken.’

Drude knikt en verwacht dat hij voor zijn leugen een standje krijgt, maar in plaats daarvan voelt hij de hand van zijn vader op zijn schouder die zegt:

 ‘Ik begrijp het wel hoor. Er is in een korte tijd zoveel gebeurd. Ons plotselinge vertrek, een nieuwe omgeving en nu dit weer. Het probleem is alleen dat dit kleine draakje, straks wel een hele grote draak wordt.’

‘Ja, en dan is er ook nog de moeder van dit kleintje. Die komt vast en zeker haar jong zoeken. Ze kan hem van grote afstand ruiken. De vraag is wat doet ze als ze haar wel ruikt en niet ziet, antwoordt moeder.

Drude en Elv moeten er niet aandenken wat er allemaal zou kunnen gebeuren. ‘Misschien is dat gebrul buiten wel de moeder, antwoordt Elv?

‘Dat zou heel goed kunnen,’ reageert vader.

‘Maar pap, jij kan die draak toch wel aan,’ mompelt Drude.

‘Ik weet het niet jongen. Als het vuur spuwt dan kan het ons hele boomhuis verwoesten. Ik wil jullie niet bang maken, maar het is de waarheid.’

‘Zeker weten,’ zegt moeder. Het draakje moet hier weg, hoe erg we het ook vinden.’

Mama…, mama…,’ roept het draakje en verstopt zich onder de rok van Elv.

‘Maar…, maar…, het wil helemaal niet naar buiten, fluistert Elv. ‘Misschien doet de moeder van het draakje ons niets en is ze net zo lief?’

Haar ouders kijken elkaar aan, niet begrijpend hoe ze dit moeten oplossen. Ze willen ook niet dat het jonge draakje buiten kouvat, maar het gevaar is te groot. Het draakje gaat weer bij het vuur zitten. Ze zijn alle vier een beetje uit het veld geslagen. Moeten ze echt het draakje buiten de deur zetten of binnenlaten?

Als het vuur is gedoofd doet Elv wat hout in de openhaard.

‘Pak de vuurstenen maar even, dan zal ik het vuur weer aanmaken. Drude zou jij het willen proberen. Ten slotte moet je het toch leren,’ zegt vader.

Drude doet wat zijn vader hem opdraagt en probeer het hout aan te steken. Wat hij ook probeert, het lukt hem niet. Vader spoort hem aan en laat zien hoe het wel moet, maar toch lukt het Drude niet en dat frustreert hem mateloos.

Liefdevol aait Elv het draakje en vraagt hem: ‘Wil jij het vuur voor ons aanmaken?’

Het draakje staat op en loopt van de openhaard weg. Vol spanning wachten ze af, maar begrijpen opeens dat het draakje natuurlijk niet snapt wat Elv hem vraagt.

Onverwacht draait het zich om en loopt naar de openhaard en niet veel later horen ze wat gesis, maar er gebeurt niets. Net als vader wil zeggen dat hij het vuur zelf wel even aan steekt, spuwt draakje een golf vuur uit zijn bek en de houtblokken in de haard vatten vlam.

Buiten is opnieuw het gebrul te horen en met zijn vieren rennen ze naar het raam. Vol spanning blijven ze voor het raam naar buiten turen.