De Familie Poppels

De Draak

Rondom en in het huis horen Drude en Elv een gigantisch brullend geluid. Het brult zo hard dat zelfs de grond begint te trillen. Het vuur in de openhaard begint te schudden en verspreid zich. Een vonkenregen dwarrelt door de woonkamer en een deel komt op de kleding van Drude te recht. De kleding vat vlam en Elv gooit het water uit de emmer, die altijd voor de veiligheid naast de openhaard staat, over Drude heen. Gelukkig dooft het water de brandende kleding en komt Drude met de schrik vrij. Elv en Drude willen naar buiten vluchten, maar weten niet of het daar wel veilig is. Met hun ruggen tegen elkaar staan ze midden in de kamer en wachten gespannen af op wat er komen gaat.

Zou dat rare mannetje dit hebben veroorzaakt, vraagt Elv zich af. Ze besluit opzoek te gaan naar het jong, dat ook plots is verdwenen. Ze vermoed dat hij via het gat, waar hij ook in binnen is gekomen, is verdwenen.

Plotseling is het gebrul over. Ook de grond trilt niet meer en langzaam lopen ze naar het raam om te kijken of ze iets kunnen zien. Helaas er is niets te zien.

Voorzichtig opent Drude de buitendeur en glipt naar buiten. Elv sluipt achter hem aan, maar buiten is ook niets te zien waar ze maar enigszins bang voor hoeven te zijn.

Vader en moeder zijn inmiddels ook naar buiten gekomen. Ze begrijpen er niets van. ‘Wat is hier toch aan de hand. Deze plek wordt steeds geheimzinniger,’ fluistert moeder. ‘Kom lieverd, ga je laarsjes aantrekken. Straks word je nog ziek.’

Elv hoort niet eens wat haar moeder zegt en loopt van het boomhuis naar de openplek. Vader heeft zijn knots bij zich en verdwijnt achter de boom en klimt boven op een rots. Maar van daaruit kan hij niets bijzonders ontdekken waar ze maar enigszins bang voor hoeven te zijn.

 

‘Ik heb jullie gewaarschuwd,’ horen ze het rare mannetje roepen.

Ze hadden hem over het hoofd gezien. Dat komt omdat hij meer op een boom lijkt dan op een raar mannetje. Misschien kan hij zich ook wel heel goed verschuilen of aanpassen. Wie weet.

‘Nou, ik ben weg. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat er iets met jullie gebeurt. Misschien worden jullie wel opgegeten,’ zegt het mannetje.

Ze begrijpen er niets van, maar toch moet er iets of iemand zijn.

‘Wat zou er toch zijn,’ fluistert Drude. ‘Het mannetje zegt dat er iets is, maar wat?’

Plots zien ze het jong aankomen rennen en het is nu wel duidelijk dat het een klein draakje is. Hij gaat voor Elv zitten en roept: ‘Mama…., mama…’

Elv staart naar de lucht en de schrik slaat toe. Ze tikt haar vader en moeder aan en wijst naar boven.

Ook zij doen een stap achteruit als ze zien wat er zich daar afspeelt.

‘Mama…, mama….,’ roept het draakje opnieuw.

Ze moeten toegeven dat het rare mannetje gelijk heeft. Hier kunnen ze niet tegen op.

 

 

Papa zwaait met zijn knots in het rond, maar Elv roept dat hij daar mee moet stoppen.

‘Niet doen papa, hiermee maak je haar alleen maar bozer en de kans is groot dat ze vuur gaat spuwen.’

De draak buigt zijn nek en kan ze bijna aanraken.

Elv is erg bang, maar doet toch een stap naar voren zodat ze vlak voor de draak staat. Draakje komt naast haar staan en roept wederom: ‘Mama…, mama….’

De-Draak

De draak buigt haar nek nog verder naar voren en Elv sluit angstig haar ogen. Oh nee, dit is het einde. Ze zet me vast in vuur en vlam, denkt Elv. Ik hoop dat ik er niet veel van meekrijg en ze kruist haar vingers. In gedachten doet ze een klein schietgebedje. Het lijkt een eeuwigheid te duren, maar er gebeurt niets. Uiteindelijk durft ze haar ogen weer te openen en kijkt ze tegen een enorme kop aan. Ze ziet dat de draak zachtjes aan draakje ruikt en haar voorzichtig met haar kop streelt.

Nu begrijpen ze wat er aan de hand is. Het is de moeder die wanhopig op zoek was naar haar kind en voorzichtig nemen ze afstand van moeder en kind.

De draak doet een stap naar voren en gaat voor hen staan. Haar kop gaat van links naar rechts en blijft ze even aankijken. Dan maakt ze een diepe buiging voor hen en laat een knorrend of spinnend geluid horen.

Elv is nu niet bang meer en durft haar even aan te raken. Plotseling verdwijnt de moeder weer en laat haar jong achter.

‘Nou, dat was schrikken,’ fluistert moeder. ‘Ik dacht even dat we er geweest waren. Ik begrijp alleen niet waarom zij de kleine niet meeneemt?’

‘Ik wel,’ roept Drude. ‘Ze is natuurlijk bang voor mij,’ en lachend zwaait hij met zijn vaders knots, die hij maar nauwelijks kan dragen.

‘Ja hoor, vasthouden die gedachten,’ plaagt Elv hem. ‘Volgens mij poepte je zowat in je broek van angst. Ik heb haar tenminste nog durven aaien. Maar jij, jij verschuilde je achter moeders rok!’

Zo gaat het plagen nog even door totdat moeder het genoeg vindt en zegt: ‘Nu is het wel genoeg met jullie beiden. We waren allemaal bang, ook je vader en ik. Je hè pa?’

Pa kijkt haar aan en vindt het helemaal niet leuk om de waarheid te moeten vertellen, maar uiteindelijk geeft hij toch toe.

‘Je hebt gelijk moeder. Het was een buitengewone ervaring, maar gelukkig is het goed afgelopen. Laten we nu maar snel naar binnen gaan zodat we wat warms kunnen drinken en Elv haar voetjes kan warmen. Straks wordt ze nog ziek.’

‘Ja pa,’ antwoordt Elv en volgt de andere naar het boomhuis.