De Familie Poppels

Het Geluid

Drude legt haar uit dat ook hij rondom de boom is gelopen en dat er achter de boom rotsen zijn waar zich ook een ingang bevindt. ‘Weet je Elv, ik was ook best wel een beetje bang.’

Plotseling klinkt er wederom een gebrul door de holle boom en samen rennen ze naar buiten. Ze vertellen hun ouders dat de boom prachtig is, maar dat er binnenin misschien één of ander monster woont.

Mamma vertelt dat ook zij het gebrul hebben gehoord en dat het waarschijnlijk geen goed idee is om in deze boom te gaan wonen.

Drude legt uit dat het binnenin meer weg heeft van een doolhof. ‘Er zijn zoveel kamers dat je er makkelijk in kan verdwalen,’ zegt hij.

Opnieuw horen ze het gebrul vanuit de boom en Elv en Drude kijken elkaar verschikt aan.

‘Oh oh, het lijkt erop dat er heel groot beest in zit,’ zegt Drude.

Samen verschuilen ze zich achter hun ouders en kijken gespannen naar de ingang van de boom.

Papa heft zijn strijdknuppel op en rent naar binnen. Opnieuw horen ze een enorme brul, maar dan is het opeens doodstil en het blijft stil.

Elv en Drude houden zich stevig aan hun moeder vast en kijken haar vragend aan. Met angstige ogen blijven ze naar de ingang kijken en weer horen ze het gebrul, maar vader komt niet naar buiten.  

‘Misschien is papa wel door het monster opgegeten,’ fluistert Elv.

‘Als dat zo is, dan maak ik gehakt van hem,’ roept Drude en zwaait net als zijn vader met zijn knuppel in het rond.

Moeder Mette doet een paar stappen naar de ingang van de boom. Ze is zeer bezorgd en vraagt zich af of ze haar man nog terug zal zien.

Maar dan komt vader met de knuppel over zijn schouders grijnzend naar buiten.

Drude vraagt of hij het beest heeft gedood en Elv springt haar vader in de armen.

Hij vertelt dat er niets is om bang voor te zijn. Hij heeft niets kunnen ontdekken dat op een monster lijkt.

Weer is het gehuil hoorbaar. Ze begrijpen er niets van en kijken vader verbaast aan en vragen aan hem waar dat gebrul dan wel vandaan komt? Vader haalt zijn schouders op en antwoordt dat ook hij het niet weet en dat hij echt niets vreemds of monsterlijk heeft kunnen ontdekken.

Moeder heeft er genoeg van en loopt zonder er verder nog een woord over te wissen naar binnen. ‘Mam wat ga je doen. Het is veel te gevaarlijk daar,’ roept Elv.’

‘Ja mam niet doen,’ roept Drude.

‘Wij Poppels gaan niets uit de weg. Ik wil weten wat er zich daarbinnen afspeelt,’ antwoordt moeder.

Als moeder de moed heeft om de boom in te gaan dan mogen wij niet achterblijven, vinden ze. Met zijn allen gaan ze naar binnen op zoek naar wat er zich ook maar bevind in de boom. 

De boom is prachtig en het lijkt erop dat ze inderdaad nergens bang voor hoeven te zijn.

Binnenin de holle boom gaan ze opzoek naar het vreemde verschijnsel, maar meer dan alleen prachtige onderkomens is er niets om bang voor te zijn, maar dan is er plotseling weer dat harde gebrul. Elv schrikt en steekt haar hoofd door een van de gaten van de boom. Ze voelt dat er water over haar hoofd loopt en trekt geschrokken haar hoofd terug en wenkt de andere dat ze naar haar toe moeten komen. Weer klinkt er het gebrul en op aanwijzingen van Elv steekt ook vader zijn hoofd door het gat. Aandachtig kijkt vader waar het water vandaan komt en ontdekt waar het gebrul of eigenlijk gedonder vandaan komt. Het blijkt dat zich achter de boom een enorme waterval bevindt en regelmatig wordt er water naar beneden geperst wat het geluid veroorzaakt.

‘Niet schrikken, we hebben een goudmijn gevonden,’ roept vader.

‘Een goudmijn,’ vraagt Elv. ‘Met echt goud?’

‘Nee schat, papa bedoelt dat water net zoveel waard is als goud,’ antwoordt mama en dan steekt ook zij haar hoofd door het gat en wordt doornat.

‘Dit is een goed begin van de dag, maar we moeten nog veel werk verzetten om alles op orde te krijgen. Laten we maar eerst de kar leeghalen en dan kijken waar we alles neer zetten.’

Zorgvuldig neemt Drude eerst het ei, dat bijna net zo groot is als hijzelf, van de kar. Legt hem naast het boomhuis onder een overhangende rots. Zo, hier ligt het ei droog en beschermt, denkt hij.

Sprookjesverhalen-Poppels eg

Elv komt kijken en wrijft vragend met een vinger langs haar kin.  Wat zou er toch in het ei kunnen zitten, denkt ze. ‘Zeg Drude, hier zit echt geen vogel of kip in. Ik vind het best wel eng zo’n groot ei,’ fluistert ze alsof ze bang is dat hetgeen er in het ei zit, haar kan horen.

‘Welnee niets aan de hand.’ Antwoordt Drude en kijkt aandachtig naar de grote van het ei. ‘Hoewel je hebt wel gelijk. Het is een groot ei.’

Tijd om verder over het ei te kunnen fantaseren hebben ze niet omdat ze van moeder weer aan het werk moeten.

 

Einde van Deel 3