Het Wolwinkeltje van Tante Jans

Het Bezoek

Tante Jans staat voor het raam en tuurt voor zich uit. In het gras liggen Grietje en Bromknor van het zonnetje te genieten. Piet struint wat door de tuin en doet zijn eigen ding. Vanmorgen is hij weer thuisgekomen met wat wonderlijke spulletjes. Vaak weet hij niet eens wat het voorstelt, maar dat deert hem niet. Als hij het mooi vindt dan sleept hij het mee naar zijn bergruimte onder de gootsteen.

Sloffend loopt Tante Jans naar haar winkeltje en nog altijd is de lege plek, waar ooit Annabel heeft gestaan, duidelijk zichtbaar. Elke morgen hoopt ze dat ze die nacht weer is teruggekomen, maar keer op keer wordt ze teleurgesteld. Zou ze ooit nog thuiskomen, vraagt ze zich af?

Stijf en stram neemt ze plaats in de schommelstoel en hoopt maar dat Suus bereid is haar af en toe in de winkel te komen helpen. Dat zou fantastisch zijn als zij dat zou willen. Door de reuma worden haar vingers wat stijf en krom. Het voeren van de dieren valt haar soms best wel tegen. 

‘Weet je Beer, wat vind jij ervan. Zou Suus het willen?’

‘Ik hou haar al een tijdje in de gaten en denk dat ze het wel leuk zou vinden, maar ze is volgens mij wel een beetje verlegen. Als ze besluit om ons te helpen moeten we zorgen dat ze zich bij ons thuis voelt.

Weet u Tante Jans, om Suus maak ik mij totaal geen zorgen. Eigenlijk vraag ik me elke dag weer af waar onze Annabel toch zou kunnen zijn?’

Tante Jans kijkt Beer aan en begrijpt hem zo goed. Ze is zo blij met Beer en samen kunnen ze zulke fijne gesprekken voeren. Het is dat hij een beer is, maar hij heeft de wijsheid van een uil, denkt ze. 

De schommelstoel gaat heen en weer en even dut Tante Jans in, maar dan schrikt ze wakker van de winkelbel. Als ze haar ogen opslaat ziet ze de deftige meneer in de deuropening.  Hij leunt zwaar op zijn stok en Tante Jans begroet hem vriendelijk en vraagt wat ze voor hem kan doen.

Het-Wolwinkeltje-van-Tante-Jans.-De-deftige-Heer

‘Weet u, ik loop al jaren langs uw winkeltje en ik vraag me al die tijd af hoe dit mooie winkeltje kan blijven bestaan. Ik hoop dat ik u niet beledig?’

‘Integendeel meneer. U slaat de spijker op zijn kop. Ik doe mijn best en hopelijk krijg ik snel hulp van een heel lief meisje.’

 

‘Ik hoop voor u dat het lukt,’ antwoordt de deftige heer. Even tilt hij zijn hoed omhoog en voordat hij zich omdraait om de winkel weer te verlaten groet hij Tante Jans vriendelijk.

Het hart van Tante Jans maakt een sprongentje van vreugde. Wat een aardige heer, denkt ze en ook zo goed gemanierd. Ze hoopt maar dat hij wat vaker de winkel bezoekt.

 

Tante Jans besluit om even naar de tuin te lopen om te kijken hoe het met de dieren gaat.

‘Zouden jullie het echt leuk vinden als Suus mij zo nu en dan komt helpen?’

De dieren smoezen wat en dan neemt Piet de rat het woord. ‘Ik moet haar niet, echt niet.’

‘Maar Piet. Dat begrijp ik niet. Jij kan altijd zo goed met haar opschieten,’ antwoordt Tante Jans.

‘Ja…, maar toch,’ moppert Piet.

Toto de vos en Koos de kat gaan aan de zijde van Piet de rat staan. Tante Jans snapt er niets van. Ze dacht toch echt dat ze haar aardig vonden. ‘Waarom zijn jullie zo negatief over Suus?’

‘Dat kunt u beter aan Grietje vragen,’ roept de kraai vanuit de beukenboom. ‘Zij heeft ze overgehaald om Suus weg te werken, kraa…, kraa…, kraa…’

Tante jans gaat voor Grietje staan en vraagt of dat waar is. ‘Ik weet van niets. Wat mij betreft mag ze komen,’ mokt Grietje.

De andere springen boven op haar en beginnen haar te kietelen. ‘Rotgeit,’ roepen ze en als Grietje zich niet snel uit de poten maakt zou ze er niet zonder huidscheuren vanaf komen

Bromknor komt er bijstaan en vertelt Tante Jans dat het ook een beetje zijn schuld is. ‘Ik heb Grietje een beetje opgejut. Ik had helemaal niet begrepen dat Suus u zou komen helpen en de anderen zijn ook niet echt eerlijk geweest. Volgens mij willen ze Grietje in een kwaad daglicht zetten.

Toto de vos gaat ertegenin en dan laat Bromknor zijn tanden zien. Toto weet nu dat hij te ver is gegaan en maakt zich uit de poten, maar niet voordat hij sorry heeft gezegd tegen Grietje.

‘Gaan we nu lekker slijmen,’ roept de kraai. ‘En die kat is niet veel beter, kraa…, kraa…, kraa…’

Nu richten Toto en Koos zich op de kraai en Piet de rat staat er verlegen bij. Hij voelt zich rot. Dat had hij nooit mogen zeggen, nu denkt Tante Jans dat hij Suus niet mag. Tante jans heeft gelijk. Suus is een toffe meid en ik zou haar graag bij ons willen hebben, denkt hij.

‘Grietje sorry. Ik heb me laten meeslepen. Ik wilde er gewoon bij horen,’ fluistert Piet de rat.

Grietje tilt haar kop op en fluistert. ‘Zullen we elkaar nooit meer zo laten meeslepen door die twee? Het is een kat en een vos en een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Zand erover. Ik ben net zo schuldig, maar ik meende het echt niet.’

‘Lekker is die. Wat zijn jullie voor een stomme beesten,’ kraa…, kraa…, kraa…!

‘Ach vlieg op jij. Je hoort hier helemaal niet,’ roept Grietje naar de kraai.

‘Vlieg op, vlieg op, dat is het enige wat jullie kunnen roepen. Wacht maar jullie zullen hier spijt van krijgen dat beloof ik, kraa…, kraa…, kraa…’ De kraai spreidt zijn vleugels en duikt naar beneden, pikt Grietjes kop aan en verlaat de tuin.

Tante Jans schut niet begrijpend haar hoofd en zegt: ‘Zullen we met elkaar afspreken dat we dit soort pesterijtjes niet meer met elkaar uithalen!’

Met zijn alle besluiten dat het inderdaad geen leuk grapje was en dat wat hun betreft Suus welkom is.