Het Wolwinkeltje van Tante Jans

De Storm

Felle lichtflitsen worden direct gevolgd door een harde klap die de grond laten trillen. De dieren schikken wakker en Grietje vlucht en duikt onder het afdak bij de keuken. Ze trilt op haar pootjes en angstig kijkt ze om hoog.

Het begint flink te regen en even later gaat de regen over in hagelstenen. Flinke hagelstenen zo groot als knikkers. Ze kletteren boven het hok van Bromknor. Ook hij voelt zich niet veilig en snel gaat hij bij Grietje onder het afdak staan. Ze kijken elkaar angstig aan en zien het water stijgen. Het water staat al tegen het stoepje van de keukendeur.

‘Straks verdrinken we nog,’ mekkert Grietje. ‘Ik kan niet zwemmen. Weet jij waar Toto en Koos zijn. Heb jij ze gezien?’

Bromknor schut met zijn kop en ze kruipen dicht tegen elkaar aan. Nee hij had de anderen ook nergens gezien. Hopelijk hebben ze een veilig plekje gevonden om te schuilen. Toch besluit hij om naar ze op zoek te gaan. Met gebogen kop ploetert hij door de tuin. Plots hoort hij een enorme klap en hij blijft stokstijf staan. De bliksem is in het schuurtje geslagen en de schutting van de buren drijft door de tuin. Ook zijn hok wordt door het water meegesleurd. Wat ben ik blij dat ik daar niet in lag, denkt hij. De tuin is nu één grote ravage en hij besluit om terug te gaan naar Grietje.

Grietje staat nog steeds onder het afdakje en knijpt haar oogjes stijf dicht. Bromknor probeert haar te troosten, maar weet niet goed hoe. Het water blijft nog steeds stijgen en dan horen ze plotseling Toto de vos schreeuwen: ‘Bromknor…, Bromknor we moeten Koos helpen. Hij zit vast in de schuur!’

Bromknor rent naar de schuur en Grietje besluit achter hem aan te gaan. Voor geen goud blijft ze nu alleen achter. Moeizaam kunnen ze in de schuur komen en daar zien ze dat één van de voorpoten van Koos vastzit. Het water stijgt nog steeds en af en toe verdwijnt het koppie van Koos half onder water.

Bromknor gaat op onderzoek uit en probeert uit te vinden waaraan het pootje van Koos vastzit. Hij probeert het koord door te bijten. Helaas is het veel te sterk en lukt het hem niet.

‘Oh nee, laat het alsjeblieft ophouden met regenen,’ huilt Grietje.

Het water blijft maar komen en het ziet ernaar uit dat ze Koos niet meer kunnen redden. Wat ze ook proberen, het lukt niet. Koos zal het niet lang meer vol kunnen houden.

Opeens komt Piet de rat tevoorschijn en vraagt wat ze aan het doen zijn? In één opslag ziet hij wat er aan de hand is en hij rent hard weg.

‘Ja, ren maar weg,’ roept Grietje hem na. ‘Koos ligt hier dood te gaan en jij rent gewoon weg. Zie je wel dat je een rat niet kan vertrouwen.’

‘Niet zo snel opgefokt zijn Grietje, kijk daar is die weer,’ zegt Bromknor.

Piet maakt zijn rugtas open en vraagt Bromknor om de tang eruit te halen. ‘Het heeft me al moeite gekost om hem hier te krijgen. Die tang is voor mij veel te groot.’

Bromknor pakt de kniptang en niet veel later knipt hij het koord door. Pakt Koos stevig vast in zijn nek en brengt hem naar buiten. Gelukkig is het opgehouden met regenen en het water zakt ook weer de grond in.

Tante Jans staat bij de keukendeur en neemt Koos over van Bromknor.

‘Ik zal goed voor hem zorgen. Gaan jullie maar kijken wat de schade is,’ zegt Tante Jans.

Intussen komt de zon weer tevoorschijn en is het wel duidelijk wat voor een ravage de storm heeft veroorzaakt. Het hok van Bromknor ligt ondersteboven tegen de schutting. Gelukkig is de schutting in hun tuin wel overeind gebleven. Bij de buren hebben ze minder geluk en ze vragen zich af hoe het met Teun de pitbull is. Voorzichtig duwen ze een plank iets naar achteren en zien Teun het water van zijn lichaam afschudden.

‘Heb ik weer eens een lekker stuk vlees, neemt het water het van me af,’ bromt hij en met zijn neus snuffend over de grond probeert hij het stuk vlees terug te vinden.

‘Nou Grietje over hem hoeven we ons geen zorgen te maken. Met hem gaat het goed. Kom laten we naar de andere opzoek gaan.’

Al snel zijn ze allemaal weer samen en dan begint Piet de rat plotseling te juichen.

‘Is het in je bol geslagen. Iedereen heeft het moeilijk en jij gaat staan juichen,’ mokt Grietje.

‘Grietje, kijk toch eens. Kijk daar is de draaimolen. Die molen die ik in die verlaten tuin verderop had gezien. Ik kon hem met geen mogelijkheid hier brengen.  Hij is immers veel te zwaar. Weet je nog dat ik een idee had om ons te vermaken als we ons zouden vervelen. Nou daar is hij dan. Waar een storm al niet goed voor kan zijn.’

Met zijn allen duwen ze het hok van Bromknor terug op zijn plaats en zetten de draaimolen midden in de tuin onder de beukenboom. Als eerste gaat Grietje erin zitten en laat Bromknor de draaimolen draaien. Na enige tijd begint Grietje te brullen dat Bromknor ermee moet stoppen.

‘Draaien Bromknor, blijven draaien,’ schreeuwt de kraai uit zijn boom. ‘Ze vindt het heerlijk in dat ding,’ maar Bromknor stopt de draaimolen en ziet dat Grietje zwalkend uitstapt. Niet veel later moet ze overgeven.

‘Kra…, kra…, kra…,’ brult de kraai van het lachen. ‘Eigenschuld dikke bult,’ roept hij haar na.

Bromknor is woedend op de kraai, maar weet ook dat het toch geen zin heeft. Ze moeten een plannetje bedenken om hem eens op zijn punten te zetten, denkt hij.

Hij neemt Grietje onder zijn hoede en zegt dat de misselijkheid wel snel over zal zijn. Hij brengt haar naar d’r eigen plekje waar ze in alle rust bij kan komen.

‘Bedankt Bromknor, je hebt gelijk het gaat alweer beter.’

Plots gaat de keukendeur open en komt Koos de kat naar buiten. Bedankt Bromknor en Piet,’ maar ook bedankt hij Grietje omdat ze zo bezorgd om hem was.

‘Fijn dat je er weer bent Koos,’ roepen ze in koor.