Het wolwinkeltje van Tante Jans

De ongenode gast

Piet de rat en Jos de egel zijn druk in de weer. Zij proberen de carrousel te repareren, maar lopen af en toe tegen wat probleempjes aan. Bromknor ligt voor zijn hok en observeert de twee aandachtig. Waar zijn die toch mee bezig, denkt hij. Waar moet dit nou weer eindigen.

‘Hee Brom,’ fluistert Piet in zijn oor. ‘Waar zit jij met je gedachten. Zou je ons niet willen helpen. We hebben iemand nodig met kracht in zijn lijf.’

Bromknor schut Piet van zich af en verdwijnt in zijn hok. Piet begrijpt er niets van, maar voor hij er erg in heeft is springt Bromknor weer uit zijn hok.

‘Er…, er ligt een eng lang beest in mijn hok. Maak dat je wegkomt Piet,’ roept Bromknor en gaat naast Grietje op de grond liggen.

‘Wat is er Brom. Heb je een spook gezien,’ vraagt ze?

‘Dat kan je wel zeggen. Er ligt een heel eng beest opgerold in mijn hok. En het heeft een kop zo groot als mijn bek.’

‘Zit je me nu in de maling te nemen,’ vraagt Grietje.

Bromknor zwijgt en nu wordt ze toch wel heel nieuwsgierig. Ze staat op en wandelt naar het hok van Bromknor. Piet waarschuwt haar nog dat ze beslist niet in het hok moet gaan kijken. Zoals gewoonlijk luistert ze niet en steekt voorzichtig haar kop in het hok. Wat ze daar ziet gaat haar verwachtingen te boven. Van de schrik kan ze geen poot meer verzetten. Langzaam herstelt ze en rent zo snel mogelijk terug naar Bromknor.

‘Brom, je hebt gelijk. Wat een verschrikkelijk wezen is dat. Het wilde mij opeten, echt waar! Als ik jou was zou ik niet teruggaan naar je hok.’

Na een minuut of 10 is Bromknor van de schrik herstelt en besluit hij om uit te zoeken wat dat voor een beest is. Ten slotte is het zijn hok en hij laat zich door niets en niemand uit zijn woning verjagen. Wat denkt dat beest wel!

Grietje houdt wel van een beetje spanning en sensatie dus volgt ze hem op de poot. Ze zien Piet de rat op het hok zitten en ook de kraai houdt alles goed in de gaten en jut Bromknor nog even extra op.

‘Grijp dat wezen Brom. Je bent toch geen lafaard,’ roept hij.

Bromknor gromt en sluipt op zijn hok af. Een lafaard, wat denkt die kraai wel. Nee Bromknor is allesbehalve een lafaard. Hij gaat zijn hok binnen en de andere wachten gespannen af.

‘Ik moet toegeven, laf is hij inderdaad niet. Maar of het wijs is? Die zien we niet meer terug,’ kraait de kraai.

Bromknor komt zijn hok niet uit, maar in plaats daarvan zien ze de kop van een enorm lang beest naar buiten steken. Langzaam kruipt hij naar buiten en rolt zich voor de ingang op.

‘Zo, daar was ik aan toe. Dat was lekker, dat moet ik meer doen,’ hoort Piet het beest zeggen.

‘Kraa…, kraa…, hij heeft Bromknor met huid en haar opgegeten. Nou zeg niet dat ik hem niet heb gewaarschuwd,’ kraait de kraai.

Grietje stapt een paar passen achteruit en kan niet geloven dat het beest Bromknor heeft opgegeten. ‘Oh nee hè,’ fluistert ze.

Piet de rat is boos en springt van het hok af. Hij wil het beest aanvallen, maar dan ziet hij plotseling Bromknor uit zijn hok komen.

‘Als ik jou was zou ik maar uitkijken Brom,’ roept Grietje. ‘Dat beest is echt niet te vertrouwen.’

Bromknor sust de gemoederen en vertelt hem dat ze niets te vrezen hebben van het beest. Het is een slang. ‘Hij is door de storm hier verzeild geraakt. Hij was zo moe dat hij aan de achterkant van mijn hok naar binnen is gekropen om wat uit te rusten.’

De slang bevestigt zijn verhaal en vraagt of hij iets voor hen kan terug doen.

‘Nou, nu je het zegt,’ antwoordt Jos de egel. ‘Misschien wel.’

Hij vertelt de slang dat Piet en hij drukdoende zijn om de carrousel te repareren maar dat ze moeite hebben om de bovenkant van de carrousel te repareren. Sommige dingen zijn voor ons te zwaar om omhoog te hijsen. De slang zegt dat hij graag wil helpen en de sfeer is ineens heel gezellig in de tuin.

Behalve Grietje. Zij vertrouwt hem niet. Ze vindt het maar gek. Zo’n raar beest heeft ze nog nooit gezien en plotseling vraagt ze hem. ‘Hoe heet je eigenlijk en wat eet jij zoal?’

‘Ik heet gewoon slang en ik eet het liefste muizen, ratten en een hond lust ik ook wel, maar het allerlekkerste vind ik een geit. Dat is het lekkerste wat er bestaat,’ antwoordt hij.

Piet schrikt en Grietje draait zich om en roept: ‘Ik ben weg!’

De andere kijken de slang vragend aan en de slang fluistert: ‘Een geit, nou geloof mij die zijn niet te vreten. Nee, geef mij maar een lekkere muis. Een muisje dat lust ik wel want ik heb al in geen weken gegeten.’

Ze kijken hem bezorgt aan en slang roept terugstellend: ‘Gekheid, kom laten we aan het werk gaan.’

 

Piet, Jos en de slang werken goed samen. De slang klimt sierlijk omhoog en brengt het gereedschap dat zij nodig hebben om de carrousel aan de bovenkant te repareren naar boven.

Het-wolwinkeltje-van-Tante-Jans-Piet-Jos-en-de-slang-aan-het-werk

 

Als ze klaar zijn wil slang weer verder om opzoek te gaan naar zijn eigen baasje, maar Bromknor wil de slang helpen en overlegt met Jos en Piet hoe zij dit kunnen aanpakken. Samen verzinnen ze een plan en hopen dat het gaat werken.

Ze vertellen de slang dat ze aanplakbiljetten gaan drukken en die stoppen ze vannacht in alle brievenbussen in de buurt. ‘We plakken er ook hier en daar één op een paal of raam. Je zult zien, zo vinden we jouw baasje wel,’ zegt Piet.

‘Ja en totdat je baasje je komt ophalen kan je gewoon bij mij in mijn hok slapen,’ oppert Bromknor.

Daar is slang maar wat blij mee, want zo in zijn ééntje over de grond kruipen is toch best wel riskant.