De Deftige Heer

In het winkeltje van Tante Jans gaan de lichten één voor één aan en niet lang daarna gaat de deur van het slot. Tante Jans doet een stap over de drempel en kijkt in het rond. Ze ademt de frisse morgen geur diep in en voelt een tevreden gevoel in zich opkomen.

Zoals iedere dag glipt Piet de rat tussen haar benen door naar binnen. Zijn rugtas heeft altijd de neiging om naar beneden te glijden en hij neemt zich voor om de banden straks wat aan te trekken. Ook Piet de rat heeft een eigen plekje, net als alle anderen. Hij woont onder de gootsteen in het keukentje dat Tante Jans eens voor hem had gevonden en opgeknapt.

Kreunend bukt Tante Jans om de krant uit de brievenbus te halen en loopt sjokkend weer naar binnen. Daar laat ze haar blik langs de poppen en knuffels glijden. Ingedachte haalt ze één van de breinaalden uit haar knoet en stopt hem vervolgens weer terug. Ze kijkt naar de plek die al heel lang leeg is. Eens stond daar een pop die op geheimzinnige wijze uit de winkel is verdwenen. Tante Jans had haar Annabel genoemd en net als alle andere had zij een labeltje met haar naam gekregen. Annabel was heel speciaal voor Tante Jans omdat zij de eerste pop was die zij indertijd had gemaakt.

Elke morgen om dezelfde tijd loopt er een statige gedistingeerde heer door de steeg en zoals altijd gluurt hij door het raam en fluistert: ‘Dat dit winkeltje nog bestaat in deze tijd.’
Beer zonder naam kijkt hem na en de deftige heer verdwijnt dan, zoals elke morgen om de hoek van de steeg. Als je goed kijkt zie je een lichte glimlach om de mond van Beer, die er heimelijk over na denkt om de deftige heer eens flink te laten schrikken.

Intussen heeft Tante Jans een flinke pot sterke thee gezet. Uit de trommel haalt ze een paar kaakjes en doop er af en toe één in de thee. Tevreden en genietend gaat haar schommelstoel heen en weer.
Dan valt haar blik weer op de lege plek waar Annabel zou moeten staan. En opnieuw haalt ze ingedachte de breinaald uit haar knoet om hem er vervolgens weer in te steken.

Plotseling wordt er op het raam geklopt en Tante Jans ziet het meisje met haar gouden krullen. Tante Jans weet dat de kleine meid aan het sparen is voor één van de poppen die in de etalage staan. Elke morgen als de kleine meid naar school gaat komt ze langs en zwaait naar haar. Tante Jans zwaait dan terug en de kleine huppelt dan weer verder.

Tante Jans pakt haar haakwerk op en gaat ijverig aan het werk, maar dan valt ze in slaap en horen de poppen en knuffels een zacht snurkend geluid.

‘Hé Grietje de geit, waarom ben je niet op de speelplaats geweest? Bokkenpoot was er ook,’ roept één van de knuffels.
‘Ik heb jullie al zo vaak gezegd dat ik niet met hem wil lopen. Hij is lelijk en heel arrogant. En dan heb ik het nog niet eens over die gekke stomme bril die hij op zijn neus draagt. Nee, daar wil ik niet mee gezien worden,’ antwoordt Grietje de geit.
Wat niemand weet is dat ze hem eigenlijk stiekem best wel heel erg lief vindt, maar dat gaat ze echt niet vertellen hóór.

Toto de vos ziet zijn kans schoon om het vuurtje eens lekker op te stoken. ‘Nou je het zegt: hij is best wel arrogant en lelijk zeker. Je hebt gelijk hóór Grietje. Als ik een geit zou zijn zou ik hem ook niet willen,’ grijnst hij.

Dan is het plotseling weer stil omdat Tante Jans haar ogen opslaat en weer aan het werk gaat. Ze doet net alsof ze niets heeft gehoord.

 

Einde