Het Wolwinkeltje van Tante Jans

De Bolderkar

Zoals elke nacht struint Piet de rat door de straten op zoek naar spulletjes die bruikbaar kunnen zijn. Zo nu en dan sleept hij wat mee waarvan hij geen idee heeft wat het is, of wat het voorstelt. Maar sommige dingen vindt hij dan weer te mooi om te laten staan. Je kan maar nooit weten of je het misschien ergens voor zou kunnen gebruiken is zijn motto.

Maar vannacht lijkt het geluk hem in de steek te laten en teleurgesteld gaat hij in het parkje onder een bankje zitten. Hij staart naar het huis aan de overkant. Daar waar het zolderraam nog net zichtbaar is. Grietje had gelijk toen ze hem aansprak over het feit dat hij vast meer wist dan hij wilde toegeven. Hij weet immers als geen ander wat er zich achter dat raam afspeelt.

Ik heb haar een beetje in de steek gelaten. Binnenkort moet ik maar weer eens bij haar langsgaan, denkt hij en met een diepe zucht laat hij zijn rugzak van zijn rug afglijden.

‘Het is al laat. Ik moet maar weer eens op huis aangaan,’ moppert hij. Snel bindt hij zijn rugzak weer op zijn rug en kruipt tussen de struiken door naar de weg. Plotseling stoot hij zijn hooft en boos bromt hij dat hij niet zo onvoorzichtig moet rondlopen. Maar dan komt er een glimlach op zijn snuit. Wat blijkt nou. Datgene waar hij tegenaan is gelopen, blijkt een bolderkar te zijn. Het lijkt wel alsof hij speciaal voor hem is gemaakt. Precies de juiste grootte, net wat hij goed kan gebruiken. Piet kan zijn geluk niet op.

‘Nu moet ik toch echt opschieten,’ moppert hij. ‘Tante Jans staat vast al voor de deur.’

Vastberaden sleept hij de bolderkar achter zich aan en geniet van zijn aanwinst.

‘Als Grietje dit ziet, nou dan weet binnen no time de hele tuin van zijn vondst. Dus Piet, hou je mond en zie ongezien de kar in de bergruimte te krijgen.’

Fluitend komt hij ongemerkt bij het winkeltje van Tante Jans aan. Tante Jans staat al voor haar winkeltje en kijkt zoals elke morgen even de straat in. Ze kijkt naar links en naar rechts en dan weer naar links. Het lijkt wel alsof ze wil oversteken.

De wielen van de bolderkar piepen en Piet hoopt maar dat zij het gepiep niet hoort. Hij sluipt naar de open deur en met al de kracht die hij in zich heeft probeert hij de kar over het drempeltje te trekken. Nog één rukje en dan is hij binnen en Piet valt door zijn eigen kracht op zijn snuit. Snel kijkt hij of Tante Jans hem niet heeft gezien en tot zijn opluchting merkt hij dat zij nog steeds op de stoep staat. Langzaam opent hij de deur van zijn geheime ingang en duwt de kar naar binnen.

Tante Jans sluit de deur achter zich. Natuurlijk heeft ze Piet wel gezien. Wat denkt hij wel. Ik heb heus wel door dat hij elke morgen stiekem naar binnen sluipt. Dat is ook de reden waarom ik elke morgen even op de stoep sta. Heimelijk heeft ze er altijd veel plezier in.

Ja jongen, jij denkt dat tante Jans gek is, glimlacht ze. Ze gaat op haar schommelstoel zitten en pakt het briefje uit haar schortzak. De vorige avond heeft ze erop genoteerd wat zij vandaag moet doen. Dat doet ze omdat ze weet dat haar geheugen een beetje achteruitgaat. Ze hoopt dan ook dat Suus haar zo af en toe komt helpen. Vandaag moet ze het in haar eentje zien te klaren.

Intussen bekijkt Piet zijn buit. Hij legt de kar op zijn kant en gaat op zoek naar het flesje smeerolie wat hij ooit eens had gevonden. Gelukkig is Piet een rat die zijn spulletjes op een georganiseerde wijze opbergt en daarom snel de smeerolie kan vinden. Hij druppelt de olie in de as van de wielen en laat het wiel ronddraaien. En inderdaad niet lang daarna houdt het piepen op.

Piet-vindt-een-bolderkar

 Dat heb ik toch maar weer mooi gefikst, denkt hij. Tevreden bekijkt hij zijn aanwinst.

Wat zullen de andere opkijken. Toch moet hij uitkijken dat zij hem niet zullen opeisen. Nee, dit is geen speelgoed. Deze heb ik nodig voor mijn zoektocht naar nieuwe spulletjes.

Even later komt hij in de tuin Grietje tegen en zij begroet hem enthousiast, maar Piet hoort haar niet. Nee hij zit diep in gedachten. Stel nou, dat de kar zo vol is en ik krijg hem niet over de drempel. Ach laat ook maar. Niet piekeren Piet, dat is voor latere zorg.

‘Zo lorreboer, wat voor rotzooi heb je nu weer gevonden,’ roept Grietje? ‘Zeker weer geheim.’

‘Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet. Ik vertel je toch echt niet dat ik vandaag een bolderkar heb gevonden,’ antwoordt Piet.

‘Oh jee een bolderkar. Wat gaaf. Dan kan ik erin zitten en dan kan jij mij voorttrekken. Dat moet iedereen weten, daar kunnen we veel plezier aan beleven,’ roept Grietje blij.

Daar was hij al bang voor. ‘Oh, wat ben ik toch stom. Waarom laat ik me weer uit mijn tent lokken. Ik was nog zo van plan om mijn mond te houden,’ moppert Piet.

Oh, wat is hij boos op zichzelf.

Nu wil ook Bromknor er zich mee bemoeien, maar opeens houdt hij toch maar wijs zijn snoet en gaat weer voor zijn hok liggen.

De kraai die alles heeft kunnen volgen roept: ‘Je valt mooi door de mand Piet. Ik heb alles gezien, kra..;, kra…!’

Grietje staat op en wandelt naar de boom. ‘Ach lieve kraai. Vertel mij wat je hebt gezien?’

‘Ja dag, daar trap ik niet in. Ik bemoei me er niet mee. Zoek het zelf maar uit,’ krijst de Kraai en vliegt onverhoopt weg.

Piet rent naar het schuurtje en verdwijnt in zijn slaapverblijf. Hij is moe, maar als hij om zich heen kijkt en al zijn spulletjes ziet, denkt hij.

Ik moet hier toch maar eens een bezem doorhalen. Grietje heeft wel een beetje gelijk. Ik lijk wel een lorreboer.