Het Wolwinkeltje van Tante Jans

De BBQ

Het is zomers warm en de dieren liggen in de tuin te genieten van de zon.

Behalve Koos de kat die door de tuin struint. Niemand weet wat hij daadwerkelijk aan het doen is.

‘Wat ben je toch aan het doen,’ vraagt Grietje? ‘Je doet zo vreemd.’

‘Jij moet niet zoveel vragen, rare geit. Je ziet toch wel dat ik het druk heb,’ is zijn antwoordt.

De andere kijken hem verbaast aan, maar volgen hem in zijn doen en laten. Plots gaat hij op het raamkozijn zitten en gluurt door het keukenraam.

‘Dat moet het zijn,’ stottert Koos.

‘Wat moet het zijn,’ vraagt Grietje, maar opnieuw krijgt ze geen antwoordt op haar vraag.

Koos denkt het zeker te weten, maar vertelt de andere niets en gaat prinsheerlijk in de zon liggen.

Uren verstrijken en dan komt Tante Jans de tuin in. De dieren zijn direct op hun hoede en zien dat zij met van alles en nog wat aan het slepen is. Ze wordt daarbij geholpen door Suus en de deftige heer. De dieren kruipen nog dichter naar elkaar en vragen zich af wat ze aan het doen zijn en waarom? De rest van de dag gebeurt er niets, maar Koos de kat is door het dolle heen.

Samen met Suus voert Tante Jans de dieren. Iedereen krijgt zijn deel, behalve Koos de kat. Koos krijgt niets. Miauwend cirkelt hij rondom de benen van Suus.

‘Nee Koos, jij krijgt op dit moment niets, zegt Suus.

Koos is boos en geeft haar een tik met zijn pootje. Hij wil ook wat te eten.

‘Ben je nou helemaal van de pot gekieperd. Weg wezen ellendig beest,’ moppert Suus.

Grietje schatert het uit en Toto de vos roept: ‘Goed gedaan Koos. Jij weet hoe je vrienden kan maken.’

Koos druipt af en klimt over de schutting, maar moet steeds denken aan dat pak wat hij heeft gezien en probeert te onthouden wat er op dat pak stond. “Bevroren koolvis”. Het rook in ieder geval lekker.

De avond valt en Tante Jans roept de dieren bij zich. Ze maant ze om gezellig rondom het kampvuur te gaan zitten. ‘We gaan lekker barbecueën. Waar is Koos’, vraagt ze?

Niemand kan daar een antwoord opgeven. Ze hebben er geen idee van waar hij is.

De deftige heer komt er ook gezellig bij zitten en iedereen krijgt een deel van hetgeen de deftige heer van de BBQ haalt. Ze smullen van al dat lekkers wat Tante Jans voor hen heeft klaargemaakt.

‘De koolvis is voor Koos,’ zegt Tante Jans. ‘Daar wacht ik nog even mee. Dat is een verrassing voor hem. Een hele vis, helemaal voor hem alleen, maar Koos is in geen velden of wegen te bekennen. Hij is natuurlijk op zijn teentjes getrapt, denkt Tante Jans. Dan moet hij het zelf maar weten, als hij niet komt krijgt hij niets.

Ze hebben het reuze gezellig met elkaar en Teun de buldog stelt voor om een eng verhaal te vertellen. Daar zijn ze het allemaal mee eens, maar dan moet hij als eerste beginnen.

Teun begint aan een spannend verhaal. Het gaat over een boze buurman die heel lelijk tegen zijn bazin was. Met gevaar voor eigen leven heeft hij haar uiteindelijk kunnen redden, vertelt hij.

Ze kijken hem met opperste verbazing aan. Ze weten best dat hij het hele verhaal uit zijn poot zuigt. Nee fantaseren dat kan je aan Teun wel overlaten. Of je wil of niet, je blijft gefascineerd naar hem luisteren. Teun is Teun, zo is hij nou eenmaal.

‘Oké, nu wil ik een verhaal vertellen. Een verhaal wat werkelijk is gebeurd,’ oppert de deftige heer.

Hij gooit nog wat blokken hout op het kampvuur. Het vuur laait hoog op en verspreid zijn licht over de tuin. De deftige heer begint aan zijn verhaal: ‘Donkere nachten kunnen heel gevaarlijk zijn,’ fluistert hij. Op zo’n donkere nacht gebeurde het. Uit het niets verscheen er een gitszwart beest dat zo gevaarlijk was dat het de mensen en dieren aan huis kluisterden. Niemand durfde nog naar buiten en ze sloten ramen en deuren. Soms sloop het door de tuinen en straten en dan nam hij de gedaante van een pikzwarte kat aan. Maar pas op! In een mum van tijd kan hij zich een enorme gedaante aanmeten. Zijn nagels kunnen net zo scherp zijn als het mes van de slager.’

‘Daar geloof ik niets van,’ roept Grietje, maar ondertussen kijkt ze toch maar even goed om zich heen. Je weet maar nooit.

‘Luister nou maar,’ zegt de deftige heer en gaat verder met zijn verhaal. ‘Jullie zullen merken dat het beest echt bestaat. Soms op een donkere avond zoals deze…’

Plots horen ze tussen de struiken wat ritselen en in de verte is gerommel hoorbaar.’

‘Gelukkig is hij niet hier,’ fluistert Kees de haan. ‘Toch ga ik maar op stok,’ en weg is hij.

De deftige heer wil verder gaan met zijn verhaal, maar dan schrikken ze op. Er kling gerommel aan de hemel en ze raken opgewonden door de schrik.

‘Oh, dat is niets. We krijgen gewoon onweer,’ fluistert Bromknor.

‘Oh jee, zou dat zwarte beest hier in de buurt zijn,’ fluistert de deftige heer en gespannen kijkt hij om zich heen.

‘Leuk verhaal,’ zegt Suus. ‘Ik trap er niet in. Jullie toch ook niet,’ vraagt ze aan de dieren?

‘Eh, nou nee. Ik zeker niet. Wat kunt u een onzin uitkramen,’ zegt Grietje. ‘Ik…, ik ben niet bang, echt niet.’

Maar dan wordt het plotseling stil. Langs de schutting zien ze een schaduw voortbewegen en het wordt als maar groter en groter.

‘Meneer…, meneer, ik denk dat ik het beest zie. Kijk daar…’ roept Grietje en wijst naar de plek.

Nu zien ook de andere dieren het en het lijkt erop dat het verhaal werkelijkheid wordt. Met angst en beven kijken ze naar de schutting en ze durven zich niet te bewegen. Zelfs Suus, Tante Jans en de deftige heer kijken beangstigend naar de schaduw op de schutting.

Beer die zich bij het gezelschap heeft aangesloten, kijkt ook verbaast naar de steeds groter wordende schaduw dat zich over de schutting voortbeweegt. Even later wordt de gestalte kleiner en kleiner en ten slotte verdwijnt het in het donker. Oh, wat zijn ze allemaal opgelucht dat het vreemde wezen is verdwenen.

De schaduw

Intussen brengt Tante Jans wat spulletjes naar de keuken. Mocht het inderdaad gaan onweren dan is dat in ieder geval weer opgeborgen, denkt ze.

‘Ik was echt bang,’ zegt Suus zacht. ‘En u…, meneer?’

‘Ja schat, ik ook. Maar je weet nu wel dat het verhaal waar is en ik niet lieg,’ zegt hij lachend tegen Grietje.

‘Ja…, ja, nu weet ik het wel. Ik ga naar mijn hok en slaap vannacht niet buiten,’ antwoordt Grietje.

Plots horen ze uit de keuken een schreeuw en de dieren rennen naar het keukenraam. Daar schrikken ze zich een hoedje. Voor Tante Jans staat een pikzwarte kat. Nu heeft Grietje het helemaal niet meer. Zou dat verhaal dan toch echt zijn, denkt ze. Hij doet Tante Jans vast kwaad. Ik durf niet te kijken en ze knijpt haar oogjes stijf dicht. Tante Jans is nu vast in een gevecht gewikkeld met die kat, denkt ze.

Uit de keuken komt veel lawaai en plotseling zien ze de keukendeur openzwaaien. ‘Ik zal je leren Koos,’ schreeuwt Tante Jans!

Grietje durft nu haar ogen weer te openen en ze ziet dat Tante Jans Koos bij zijn halsbandje vast heeft. Ze pakt een teiltje en laat deze vollopen met water. Ze dompelt hem in het water en borstelt hem af met water en zeep. Koos vindt dat helemaal niet leuk en krijst, maar Tante Jans blijft hem schoonschrobben. ‘Waar heb jij in hemelsnaam uitgehangen en waarom heb je ons de stuipen op het lijf gejaagd,’ bromt Tante Jans.

Koos begrijpt niet goed wat Tante Jans bedoelt en vertelt haar dat hij op jacht was naar koolvis.

‘Koolvis, maar waarom, vraagt ze?

‘Nou gewoon, omdat iedereen te eten kreeg en ik niet. Toen heb ik in de zak gekeken en zag dat daar koolvis inzat. Toen ben ik opzoek gegaan naar nog meer koolvis. Ik had honger,’ antwoordt Koos.

‘Hoe kom je dan zo zwart,’ vraagt Tante Jans?

Plotseling doet Teun de buldog een stap naar voren en begint hard te lachen. ‘Sorry Tante Jans, ik weet hoe dat komt. Koos is zo zwart geworden omdat hij opzoek is gegaan naar koolvis en hij dacht dat deze in de oude kolenkist was verstopt.’

‘Ja dat klop,’ antwoordt Koos. ‘Ik was er zeker van dat daar de koolvis in zou liggen, maar omdat ik niet goed kan lezen heb ik mij vergist. Ik dacht dat erop die kist koolvis stond, maar dat was heel wat anders en trouwens niet te vreten.’

‘Hier begrijp ik niets van,’ antwoordt Tante Jans. ‘Koolvis of kolenkist, dat is toch heel wat anders!’

‘Ach ja,’ bemoeit Grietje zich ermee. ‘U weet toch dat Koos zo gek is als een kattenluikje.’

Koos kijkt haar boos aan en blaas naar haar. Suus is intussen gaan kijken en komt grijnzend terug.

Tante Jans begrijpt er niets van en vraagt Suus of ze het kan uitleggen.

‘Weet u Tante Jans, die kist is al heel oud en inmiddels zijn er een aantal letters versleten. De letters E, N, k en t zijn verdwenen. Koos heeft dat gezien als KOLvIS. Er is alleen nog maar een bovenstukje van de K zichtbaar.’

‘Nou meneer, daar gaat u verhaal,’ merkt Bromknor op.

‘En toch hebben we een spannende avond gehad,’ roept Piet de rat. ‘Ik was wel niet bang, maar de andere…,’ en rent weg als Toto naar hem toe wil rennen.

‘Jullie begrijpen nu toch wel dat dat beest op de schutting geen monster was. Het was gewoon de schaduw van Koos,’ legt Suus de dieren uit.

 

En zo is het lieve kinderen, deze keer liep alles weer goed af.