Het wolwinkeltje van Tante Jans

De Rommelzolder

Tante Jans sluit de winkel af en loopt als een kip zonder kop door het huis. Ze is rusteloos, maar waarom dat begrijp ze niet. Ze besluit om voordat ze aan haar avondmaaltijd begint, eerst de dieren te voeren.

Toch raakt ze dat vreemde gevoel maar niet kwijt. Het lijkt net alsof ze iets is vergeten. Plotseling denkt ze aan het meisje dat de verwaarloosde pop bij haar bracht. De pop was al aangevreten door de muizen. In de kleertjes en schoenen zitten gaten en het haar zit verschrikkelijk in de war en in de klit. Het meisje vertelde Tante Jans dat ze haar bij toeval op een oude zolder had gevonden. Bij thuiskomst had papa gezegd dat ze de pop direct in de vuilnisbak moest gooien. Ze stonk en was veel te vies om aan te raken, had hij gezegd.

In gedachten ziet Tante Jans hoe het meisje verlegen de steeg in- en uitliep en telkens voor de winkel bleef staan. Ze had haar gevraagd of ze binnen wilde komen. Buiten was het immers veel te koud om te blijven staan. Als ik dat niet had gevraagd was ze zeker weer weggegaan om de volgende dag weer voor de winkel te komen staan.

Eenmaal binnen had ze haar pop aan Tante Jans gegeven en gevraagd of ze zolang bij haar mocht blijven totdat ze groot genoeg was om haar weer op te komen halen.

Ze wilde het meisje niet kwetsen en had gezegd dat ze goed voor haar zou zorgen. Oh wat was dat kleine meisje blij toen ze de winkel weer verliet.

Tante Jans staat op vanuit haar schommelstoel en haalt de pop van de bovenste plank af. ‘Ach lieve schat, ik was je helemaal vergeten, het spijt me. Ik hoop dat je het mij kunt vergeven?’

‘Eindelijk gaat er voor haar gezorgd worden,’ roepen de poppen die naast haar staan. ‘Gelukkig, want ze stinkt behoorlijk.’

‘Jullie hebben gelijk. Sorry, ik was haar helemaal vergeten. Maar aan de andere kant, jullie hadden mij eraan kunnen herinneren.’

‘U heeft een punt Tante Jans, sorry,’ roepen ze in koor.

‘We zullen je een naam moeten geven,’ fluistert Tante Jans.

‘Oh, maar ik heb al een naam. Ik heet Nellie. Ik vind het niet zo erg hoor dat u mij vergeten was. Ik heb het hier erg naar mijn zin,’ antwoordt Nellie.

‘Mooi zo, ik ga je van top tot teen opknappen en intussen kun je ons vertellen wat er precies met je is gebeurd. Maar alleen als je dat zelf wilt, als je dat niet wilt is dat geen probleem.’ Tante Jans is blij dat ze weer eens iets heel belangrijks kan doen.

Maar Beer kent haar maar al te goed. Hij weet best als Tante Jans ergens mee bezig is ze gemakkelijk te veel hooi op haar vork neemt en dat ze de neiging heeft de andere te vergeten.

‘Tante Jans vertelt u de dieren in de tuin dat u met een belangrijke klus bezig bent. U weet dat ze erg onrustig worden als ze u even niet zien of niet op tijd hun eten krijgen,’ stelt Beer voor.

‘Je hebt gelijk Beer, dat moeten we niet willen. Weet je Nellie, Beer is mijn rechterhand. Hij houdt alles voor mij in de gaten. Wacht maar even, ik ben zo terug!’

Tante Jans informeert de dieren dat zij met een opdracht bezig is en dat ze geduld moeten hebben. De dieren knikken en weten best dat als Tante Jans zegt dat het belangrijk is dat het dan ook belangrijk is.

Als Tante Jans weer in haar winkeltje komt bedankt ze Beer voor zijn hulp. ‘Weet je ze gaan nu lekker slapen Beer en nu heb ik alle tijd voor Nellie.’

De kleertjes van Nellie worden uitgetrokken en ze ontsmet haar lichaampje. Haar haartjes worden gewassen met een heerlijk ruikende shampoo. Haar kleertjes worden gewassen en wat niet meer kan worden versteld wordt opnieuw op identieke wijze nagemaakt. Helaas is er wel een grote pluk haar weggevreten, maar Tante Jans brengt het haar van Nellie zo in model dat niemand kan zien dat ze een pluk mist.

Intussen vertelt Nellie waar ze werkelijk vandaan komt. ‘Ik heb een hele poos op een vieze en koude zolder gewoond. Het tochtte daar behoorlijk en er waren veel spinnenwebben. Ik lag daar in een doos vol met spulletjes. Hoelang ik daar heb gewoond weet ik niet. Ik kan mij herinneren dat er vroeger een meisje was dat mij altijd liefdevol met zich meedroeg. Toen ze groot was heb ik jaren in een vitrinekast gezeten. Daar heb ik heel wat gezien.

Het-Wolwinkeltje-van-Tante-Jans-Nelly

Op een dag kwam er een man in haar leven en die vond ik niet aardig. Hij liet kinderen met me spelen en die waren erg slordig. Altijd had ik wel ergens pijn. Dan weer in mijn armpje of been. Ook had ik veel hoofdpijn wat ze gooiden mij altijd van de één naar de ander. Uiteindelijk ben ik dan ook in een doos op de zolder terechtgekomen. Op zekere dag voelde ik dat ik uit de doos werd getild en ik keek in de mooiste blauwe ogen die ik ooit bij een pop heb gezien. We werden vriendinnen en ze is erg slim. Ze kan heel goed met ratten omgaan. Zij heeft met ze gesproken en sinds die dag heeft geen enkele rat of muis meer aan mij geknaagd.’

Gefascineerd heeft Tante Jans naar Nellie geluisterd en even denkt ze aan haar verdwenen pop Annabel. Zou zij de pop kunnen zijn?

‘Weet je lieverd, die beesten hebben flink huisgehouden. Ik pak even een passend pyjamaatje, zodat jij je niet zo bloot voelt.’

‘Dank u wel Tante Jans. Ik hoop dat mijn vriendin ook haar Tante weer terugkrijgt. Ze is zo lief en slim. Ze heeft een olielamp op zolder gevonden en als de olie of de lucifers op zijn komt een rat haar nieuwe brengen. Hoe heet hij ook alweer? Ik weet het niet meer, even denken. Het is een eenvoudige naam, net als die van mij. Eh…, oh ja…, ik weet het alweer. Hij heet Piet, geloof ik.’

Nellie heeft niet gezien dat Tante Jans opzoek is gegaan naar een pyjamaatje voor haar en daarom haar verhaal over de rat niet heeft kunnen horen.

‘Zo, jij ziet er naakt en oud uit,’ roept één van de poppen. ‘Ben je uit de dood opgestaan, of zo,’ roept weer een ander.

‘Nee joh, die heeft gewoon over straat gezworven. Ze ziet er niet uit, maar gelukkig stinkt ze niet meer.’

‘Doe niet zo onaardig. Ik vind haar best aantrekkelijk,’ roept Beer. ‘Zijn jullie soms vergeten waar jullie zelf vandaan komen,’ zegt hij boos. ‘Jullie moeten je excuus aanbieden en wel meteen!’

‘Oké…, het was maar een grapje. We willen alleen maar weten of we haar op de kast kunnen krijgen Beer. Wij zijn niet zoals jij. Slijmbal.

Ze bieden lieflijk hun excuus aan en Nellie begrijpt ze best. ‘Het is al goed. Ik heb op zolder wel ergere dingen meegemaakt en gezien. De zolder mis ik niet, maar wel Annabel.’

Nu wordt het stil in de winkel. Weet zij waar Annabel is, vragen ze zich af.

Tante Jans komt binnen en hoort van Beer dat Nellie een Annabel kent, maar Tante Jans haalt haar schouders op en fluistert: ‘Ja hoor, het is goed met jullie.’

Ze trekt Nellie het pyjamaatje aan en zet haar tussen de anderen. ‘Zo, nu ga ik naar bed. Het is al laat en morgen hebben we weer een drukke dag voor de boeg. Welterusten lieverds, slaap lekker allemaal.’

 

Lieve kinderen, wat een toevalligheid. Wat zal hier de uitkomst van zijn?