Het Wolwinkeltje van Tante Jans

De Kraai

Tante Jans zit samen met de dieren rondom de beukenboom. Zij wil van hen weten wat zij van Suus vinden en of ze er bezwaar tegen hebben dat zij zich aansluit in hun midden.

Tante Jans vindt dat iedereen zijn oordeel mag geven. De één vindt het een goed idee, maar een ander ziet het helemaal niet zitten. Zo heeft ieder wel zijn eigen gedachten hierover.

‘Ik hoop dat ze zich bij ons aansluit,’ zegt Tante Jans. ‘Maar aan de andere kant maak ik me wel een beetje zorgen. Hopelijk wordt het niet te zwaar voor haar. Beer moet uiteindelijk maar de knoop doorhakken.’

‘Wat is dat nou…,’ roept Koos de kat. ‘Die beer, die in de etalage staat? Nou, als hij de baas is, ben ik weg!’

‘En ik ook,’ roept Grietje.

‘En wat dacht je van mij,’ zegt Toto de vos. Ik ga meteen terug naar het bos. Het is een schande, gewoon weg een schande…!’

‘Mooi zo, ben ik eindelijk van jullie af,’ bromt Bromknor en loop naar zijn hok.

‘Zeg dat wel,’ zegt Piet de rat die op een afstand alles observeert. ‘Ik hou me aan jou vast Bromknor. Krijgen we eindelijk wat rust in de tent. Aan die vervelende geit heb je toch niets.’ Snel maken zich uit de poten omdat Grietje hen achternarent. Ze is boos op ze, maar ver komt ze niet omdat de plaaggeesten zich in het hok van Bromknor verstoppen en zij tegen het hok aan knalt. Roerloos blijft ze daar liggen.

Daar schrikken ze allemaal van. Dit was niet de bedoeling geweest. Tante Jans en de dieren gaan om haar heen staan en Bromknor, die niet meer uit zijn hok kan begint haar zachtjes te likken.

‘Ze reageert niet meer,’ fluistert Bromknor.

Piet de rat kruipt onder de poten van Bromknor door en oppert: ‘Misschien is ze bewusteloos,’ en tilt haar lippen omhoog. ‘Jeetje, wat muurt die uit haar mond,’ en springt achteruit.

Tante Jans bukt en onderzoekt Grietje. Moeizaam tilt ze haar kop op en de anderen kijken haar vragend aan.

‘Tja…, dat is niet zo mooi. Nou Bromknor, jij kan voorlopig je hok niet uit,’ oppert Tante Jans. ‘Ik moet eerst iets verzinnen om haar hier vandaan te krijgen,’ en wrijft nadenkend met haar hand over haar kin.

‘Vraag het aan Beer,’ roept Toto de vos. ‘Die weet toch zogenaamd alles! Toe nou Tante Jans. Er moet toch een oplossing zijn?’

Ze kijkt hem zwijgend aan en legt een vinger tegen haar lippen en gebaard dat ze allemaal met haar mee moeten komen. Buiten Bromknor dan, want die kan immers zijn hok niet uit.

Als ze wat verder de tuin in lopen gebaart Tante Jans met haar vinger dat ze wat dichterbij moeten komen.

‘Grietje mankeert niets,’ fluistert Tante Jans. ‘Ze neemt ons in de maling en wil onze aandacht en dat gaan we haar geven ook. Luister, dit is mijn plan. Als ze aandacht wil, dan kan ze die krijgen.’

Met zijn allen gaan ze weer rondom Grietje zitten en Tante Jans fluistert in het oor van Bromknor wat zij van plan is.

‘Oh, wat zal ik haar missen. Ik voel me zo schuldig. Arme Grietje, ik hoop dat je het goed hebt daarboven in de geiten hemel en dat je mag genieten van de groene weides daar,’ huilt Toto de vos.

Ook de andere huilen zogenaamd met hem mee, maar kunnen nauwelijks hun lachen inhouden.

 ‘Wat is er nu weer met die dame,’ horen ze iemand vanuit de beukenboom roepen. ‘Is ze dood of bewusteloos. Of is het weer één of andere streek van haar om aandacht te trekken.

 Nou, ik denk eerder het laatste. Ik zie toch dat haar buik op en neer gaat,’ brult de kraai. Kra…, kra…, kra…, kra…

‘Bemoei je er niet mee, rotkraai,’ roept Koos de kat. ‘Als ik je te pakken krijg vreet ik je op.’

‘En nu ophouden jullie. We zijn hier voor Grietje. Dat gekissebis van jullie komt mij de keel uit,’ waarschuwt Tante Jans.

‘Eén voor één zeggen ze Sorry Tante Jans en dan is het weer rustig.

‘Wat een stom spel,’ roept de kraai. ‘Oh ja, als jullie het zo goed voor hebben met die verwaande geit dan moeten jullie Bokkenpoot ook over haar dood inlichten. Oh, kijk daar komt hij al aan. Hoi Bokkenpoot!’

Met zijn allen kijken ze op, maar Bokkenpoot is in geen velden of wegen te bekennen.

Plotseling staat Grietje op en roept: ‘Laat maar, ik ben alweer beter,’ en rent naar haar hok.

In haar hok gaat ze met gespreide poten op haar buik liggen en hoopt maar dat Bokkenpoot haar niet ziet.

 

Het-Wolwinkeltje-van-Tante-Jans- Grietje-de-Geit

De andere staan inmiddels voor haar hok en brullen van het lachen. Ze begrijpt dat ze door hen in de maling is genomen. Eigen schuld, dikke bult, denkt ze en van schaamte sluit ze haar ogen.

Toto de vos komt dichterbij en fluistert: ‘We zijn blij dat het niet echt was. Ik zou het heel erg vinden als jij je pijn zou hebben gedaan. Echt waar!’

Ook Koos de kat legt zijn poot tegen haar snuit en vertelt haar dat hij blij is. ‘Je bent soms onuitstaanbaar, maar als het erop aankomt sta je altijd voor ons klaar.’

Bromknor geeft haar een lik over haar koppie en hoofdschuddend wandelen hij en Piet de rat terug naar zijn hok.

‘Wat zijn jullie toch een watjes,’ krijst de kraai. ‘Ze heeft jullie in de maling genomen en jullie vinden dat nog goed ook. Nou, ik zou dat niet pikken!’

‘Weet je kraai. Als jij bij ons wil horen, moet je toch echt eens een toontje lager gaan zingen,’ bromt Bromknor.

‘Zo is dat,’ zegt Piet de rat. ‘Het enige waar jij goed in bent is pikken. Alles wat glimt moet je hebben. Wat bezielt jou toch om dat te doen?’

De kraai trekt zijn vleugels op en vliegt op. Al snel is hij uit het zicht verdwenen.

‘Zeg Bromknor, heb ik wat verkeerds gezegd.’

‘Nee joh, je hebt toch gelijk. Hij kan toch niets laten liggen wat glimt. Voorlopig hebben we van hem geen last.’ Samen wandelen ze naar hun eigen plekje en de rust in de tuin is weer teruggekeerd.