De Aankomst

In Oetel fluiten de vogels deze morgen hun mooiste liederen. Sommige zijn druk in de weer om hun kroost te voeren en andere genieten nog even van de morgenzon.

Ook de kabouters worden langzaamaan wakker en de moeders zorgen voor het ontbijt voor man en kroost. Het belooft een mooie zonnige dag te worden en dat doet de bewoners van Oetel goed. De afgelopen dagen heeft het veel geregend en daar houden de bewoners van Oetel helemaal niet van. Na het ontbijt gaan de mannen aan het werk en de kinderen verzamelen zich op het schoolplein.

 

Ook Karel zit voor zijn huisje te genieten van de morgenzon en ziet de dagelijkse routine aan zich voorbijgaan. Hij houdt van deze routine, misschien omdat de jaren voor hem gaan tellen. Zijn flinke baard begint al aardig grijs te worden, maar gelukkig voelt hij zich nog prima.

In de verte ziet hij Frummel aankomen en hij verheugt zich al op de prachtige reisverhalen die hij ongetwijfeld ook deze keer weer te vertellen heeft. Heimelijk is hij wel een klein beetje jaloers op Frummel. Oh, was ik maar net zo reislustig geweest als mijn grote vriend, denkt hij glimlachend. Als ze samen zijn hebben ze enorm veel plezier. Ja Frummel is een beste kabouter en een goede vriend.

 

Frummel komt dichterbij en Karel ziet dat hij bezoekers bij zich heeft. Dat moeten wel hele speciale bezoekers zijn, denkt Karel. Zijn vriend is altijd heel voorzichtig en neemt echt niet zomaar iedereen mee naar het dorp.

Davidri

Foxi

Grentina

Jorhim

‘Morgen Karel,’ begroet Frummel zijn vriend. ‘Mag ik je voorstellen aan Jorhim, Foxie, Davidri en Grentina. Zij zijn familie van onze oude buren De Freumen.’

‘De Freumen,’ vraagt Karel verbaast? ‘Hoe gaat het met ze?’

‘Het gaat goed met de oude buren, alleen deze vier worden verteerd door heimwee en willen heel graag weer terug naar hun oude dorpje.’

‘Maar Frummel, heb je ze dan niet verteld dat dat niet meer mogelijk is. Dat stukje bos is totaal verwoest en niet meer te gebruiken, daarbij komt dat de natuur de enorme greppel nog verder heeft uitgeslepen en het bos beschermt tegen modderstromen.’

‘Nee vriend, dat heb ik ze niet verteld. Ik denk dat jij de aangewezen kabouter bent, die ze dat het beste kan uitleggen. Daarbij komt dat ze moe en hongerig zijn en ik ze onmogelijk die hele weg terug kan laten gaan. Misschien kunnen we er iets op verzinnen om ze te helpen. Ik snap ook wel dat ze niet meer terug kunnen, maar wat moest ik anders doen?’

‘Je hebt gelijk, kom laten we naar binnen gaan dan maak ik wat warme chocolade voor jullie klaar en kunnen we rustig met elkaar praten.’

 

Karel begroet het viertal en nodigt ze uit in zijn huisje.

‘Het spijt ons dat wij u zoveel last bezorgen,’ zegt Jorhim.

‘Dat geeft niet, maar we moeten wel een plan bedenken hoe we jullie kunnen helpen,’ antwoordt Karel.

‘Is het echt niet mogelijk om ons oude dorpje weer op te bouwen,’ oppert Davidri?

‘Helaas niet,’ antwoordt Frummel.

Verloren kijken Jorhim, Foxie, Davidri en Grentina elkaar aan. Misschien hadden ze toch naar hun ouders moeten luisteren, maar daar is het nu helaas te laat voor. Eigenlijk zit er niets anders op dan toch maar weer naar huis terug te keren, maar eerst even bijkomen van die lange tocht.

 

Hoe moet dit nu verder met ons viertal. Zal er een oplossing komen?