Het Wolwinkeltje van Tante Jans.

Teun de Pitbull

Gelukkig is het weer rustig rondom en in het winkeltje van Tante Jans, of zit er toch nog ergens een probleem?

Teun de pitbull heeft niets meegekregen over de grap die de buurman op 1 april heeft uitgehaald. Hij was samen met zijn baasje een paar dagen op vakantie. Vlak voor de vakantie stond de buurman bij het baasje van Teun op de stoep. Ook de baas van Teun kreeg zo’n officiële nepbrief, maar de baas van Teun trapte er niet in.

Sjokkend loopt Teun door de tuin om zijn vrienden te verrassen. Vakantie is niets voor hem en de dagen waren saai en lawaaierig. Nee…, voor hem hoeft vakantievieren niet. Oh, wat is hij blij dat hij weer terug is in zijn eigen vertrouwde tuin met zijn eigen vrienden.

Hij loopt naar het vertrouwde plekje waar hij door de schutting bij zijn vrienden kan komen. Hoe kan dat nou, hij kan er niet meer door. De schutting is afgesloten. Hij rent heen en weer en blaft. Aan de andere kant beantwoordt Bromknor zijn geblaf.

Suus die de dieren aan het voeren is, begrijpt niet waarom Bromknor zo te keer gaat en zegt dat hij moet stoppen met dat geblaf. ‘Hou op, straks wordt er echt geklaagd en moeten jullie alsnog weg en geloof me dat is dan geen 1 april grap,’ grinnikt ze. ‘Dat geldt ook voor jou Teun,’ roept ze.

Bromknor houdt op met blaffen, maar Teun weet van geen ophouden. Begrijpt ze dan niet waarom ik blaf, mokt hij.

‘Ja Teun, daar sta je dan. Iemand heeft diep in de nacht de schutting dichtgetimmerd,’ roept de kraai uit zijn boom. ‘Misschien willen ze jou niet meer zien.’

Teun springt tegen de boom aan en de kraai heeft de grootste lol. ‘Kraa…, kraa…, zie maar dat je me te pakken krijgt. Hè Suus, Teun wil me opvreten, kraa…, kraa…!’

Suus vindt het nog steeds vreemd dat de beesten tegen haar praten. Af en toe denkt ze dat ze in een droom is beland. Ze loopt naar Tante Jans en pakt haar hand. ‘Tante Jans, dat kan toch niet,’ fluistert ze.

‘Wat kan niet lieverd,’ vraagt Tante Jans?

‘Dat ik de beesten kan verstaan. Ze praten tegen mij, dat kan echt niet hoor.’

‘Ja wel lieve schat, dat is magie. Dit is jouw beloning voor wat je voor ons hebt gedaan. Ik begrijp best dat je daarvan schrikt, maar geloof me het is een hele eer dat je met ze kan spreken,’ antwoordt Tante Jans en kijkt Suus glimlachend aan.

‘Als dat zo is, dan moet ik Teun van hiernaast ook helpen. Ik moet weten wat er met hem aan de hand is.’

Suus rent naar de schutting en Grietje wijst haar de plek aan waar Teun altijd de tuin kon binnenkomen.

‘Kijk, als Teun deze twee planken opzij duwde was er een doorgang, maar nu is er geen beweging meer in te krijgen,’ legt Grietje uit.

Tante Jans en Suus kijken er vreemd van op. Ze begrijpen er niets van. Welke dwaas heeft dit op zijn geweten. ‘Wie zou dit gedaan kunnen hebben. Heb jij een idee,’ vraagt Tante Jans?

Nieuwsgierig komt Kees de haan dichterbij, maar wordt door Koos de kat opzij geduwd.

‘Wegwezen Kees, ga kipjes versieren,’ snauwt Koos hem toe.

‘Ik snap het al,’ moppert Kees. ‘Domme beesten, ik ga wel weer naar mijn eigen hok.’

Tante Jans begrijpt er niets van. Tegen de schutting liggen een paar tegels die ervoor zorgen dat Teun de plank niet naar buiten kan duwen. Wie zou dat willen doen en waarom, denkt ze.

 

‘Wacht maar Teun, we gaan het probleem oplossen. Er liggen tegels tegen de schutting aan. Het komt goed,’ roept Tante Jans en samen met Suus probeert ze de tegels te verwijderen.

Het-wolwinkeltje-van-Tante-Jans-De-schutting

 

‘Wie heeft dat op haar geweten,’ vraagt Teun aan de andere kant van de schutting.

‘Oh ja, hoe zo waarom een haar,’ roept Grietje verbolgen. ‘Weet je Teun, voor mij mag je in de poep zakken,’ en boos wandelt ze terug naar haar eigen huisje.

‘Ja…, ja…, kraa…, kraa…, in de poep zakken Teun,’ kraait de kraai.

‘Ophouden jullie,’ roept Tante Jans. ‘Ik wil weten wie dit heeft gedaan. Het moet in ieder geval iemand zijn die sterk genoeg is om deze tegels te verslepen.’

‘Kraa…, kraa…, ik weet het. Het is Kees de haan. Hij is immers direct zijn hok ingevlucht,’ roept de kraai.

‘Daar geloof ik niet in. Wegwezen jij, anders verander ik je in een vleugellamme kraai,’ antwoordt Tante Jans.

‘Ik ben al weg,’ roept hij en vliegt de tuin uit.

Aandachtig bekijkt Suus de steen en laat vervolgens haar blik op de beesten rusten alsof ze probeert uit te dokteren wie van hen deze steen tegen de schutting heeft geplaatst. Ze ziet Bromknor in zijn hok verdwijnen en de haan begint te kukelen.

De buurman van verderop roept: ‘Suus zorg ervoor dat die haan stopt met dat kukelen. Als het je niet lukt geef hem dan maar aan mij. Ik leg dat haantje wel op de BBQ,’ grinnikt hij.

Kees de haan begint nog harder te kukelen. ‘Kukeleku…, kukeleku…, wat denkt hij wel,’ roept hij boos.

‘Hou daarmee op Kees, anders geef ik je aan de buurman. Ben je even vergeten dat de buurman ons dikwijls wat lekkers voor jullie komt brengen. Je weet toch dat hij dat niet meent!’

Schuldig kijkt Kees haar aan en antwoordt: ‘Sorry, ik ben maar een oude haan en zo taai als wat. De tijd dat ik een mals haantje was is allang voorbij.’ Kees besluit maar weer naar zijn hok te gaan. Het is tijd voor een dutje.

Grietje bekijkt het gebeuren vanuit haar eigen stekkie. Jeetje, wat een afgesloten doorgang al niet te weeg kan brengen. Wie zal dit toch op zijn geweten hebben?  Wie doet Teun dit aan. Vreemd hoor, piekert ze.

Het is wel vreemd dat Bromknor voor de hele situatie geen enkele belangstelling heeft. Het lijkt wel alsof hij het helemaal niet erg vindt dat Teun de tuin niet meer in kan komen. Ze besluit eens even bij hem te gaan kijken. Even polshoogte nemen, denkt ze.

‘Zeg Bromknor, kom je hok eens uit,’ fluistert ze. ‘Ik denk dat jij die steen voor de uitgang hebt ingegraven. Is mijn vermoeden terecht?’

Traag komt Bromknor uit zijn hok en slaat uit schaamte zijn poten voor zijn kop.

‘Kijk me eens aan Bromknorrie, kom vertel mij eens waarom je dit gedaan hebt. Teun is toch een fijne hond, grappig en stoer.’

‘Dat komt…, omdat ik jaloers op hem ben. Jullie vinden hem leuker en sterker dan mij. Daarom heb ik de tuin afgesloten,’ antwoordt hij schuldig en trekt zich weer terug in zijn hok.

Grietje steekt haar kop in zijn hok en fluistert: ‘Joh, doe niet zo gek. Ik vind jou veel leuker en stoerder. We zijn gewoon aardig voor hem omdat hij zo vaak iets lekkers voor ons meebrengt. Dat doet hij om erbij te horen, die slijmbal. Ik wed dat hij net zo jaloers op jou is, dan jij op hem. Echt waar, geloof me maar.’

Zachtjes tikt ze hem tegen zijn kop en geeft hem een knuffel op zijn neus. ‘Hè schat, dit blijft wel tussen ons hè?’

Bromknor geeft hem een lebber over haar neus. Hij is enorm opgelucht dat dit een geheim is tussen Grietje en hem. Oh, wat was hij stom en dat alleen maar omdat hij een beetje jaloers op Teun is.

Maar lieve kinderen, wat denken jullie. Zou dit geheim echt veilig zijn bij Grietje?