Het wolwinkeltje van Tante Jans

De Sterrenhemel

Het is een mooie heldere nacht en in de tuin van Tante Jans liggen de dieren dicht tegen elkaar aan en turen naar de sterrenhemel.

‘Ik zie er steeds meer verschijnen,’ fluistert Teun de buldog. Plotseling horen ze een harde scheet. ‘Oh, sorry,’ roept Teun. ‘Ik kan er echt niets aan doen. Dat komt door het vlees dat ik van mijn baas krijg. Ik krijg namelijk altijd pens en daar moet ik altijd zo veel winden van laten.’

‘Ja ja, het is goed met je. Jeetje Teun wat kan jij stinken, ik hou mijn neus wel dicht,’ fluistert Grietje.

‘Zeg Teun, ik vind dat je van al dat pens ook zelf een dikke pens hebt gekregen,’ fluistert Toto de vos.

‘Waarom fluisteren jullie,’ vraagt de slang die ongemerkt tussen hen is ingekropen.

‘Ik weet het niet,’ antwoordt Bromknor.

Grietje schrikt als ze de slang langs haar lichaam voelt glijden en springt op. ‘Ik ben weg eng beest. Ik vind dat sluipen van jou heel vervelend, rotslang,’ roept ze en wandelt met opgeheven hoofd weg. 

De andere hebben geen probleem met hem en blijven rustig liggen. Omdat het wat fris is kronkelt de slang zich tussen de andere ineen om zichzelf warm te houden.

‘Kijk een vallende ster, bukken jongens,’ roept Bromknor.

De slang begrijpt niet wat hij bedoeld en glijd rustig over het gras naar het hok van Bromknor.

De andere begrijpen evenmin wat Bromknor bedoeld en rennen weg om dekking te zoeken.

Bromknor schatert het uit van het lachen en krijgt er pijn in zijn buik van. ‘Zo heb ik jullie even mooi te pakken,’ roept hij en doet het geluid van een huilende wolf na. Dat is in de wijde omtrek te horen.

Hier en daar gaat er een raam open en vragen de buren zich af of die hond gek geworden is. Bromknor die nu in zijn eentje in de tuin staat moet zorgen dat hij niet geraakt wordt door de voorwerpen die de buren naar hem gooien.

Plotseling staat Tante Jans in de deuropening en maant hem om onmiddellijk op te houden met die herrie. ‘Kap ermee Brom, ben je nu helemaal besjoemeld. Sorry buurtjes. Ga maar weer lekker slapen.’

Het-wolwinkeltje-van-Tante-Jans-De-Sterrenhemel

Beschaamd gaat Bromknor naar zijn hok en schrikt als hij plots wordt aangesproken.

‘Niet schikken Brommie,’ hoort hij Jos de egel zeggen. ‘Wat zijn ze mooi hè, die sterren aan de hemel. Kijk zie je die daar. Dat is het sterrenbeeld ‘Waterslang’.

‘Hoe kom je daar nu bij. Slang ligt gewoon te slapen in mijn hok,’ antwoordt Bromknor.

‘Nee je begrijpt me verkeerd. Ik heb het over de sterren,’ gaat Jos verder. ‘En daar,’ en Jos wijst met zijn neusje in de richting van de hemel. ‘Dat is Orion.’

Inmiddels zijn ook de andere weer uit hun schuilplaats gekomen en luisteren geboeid naar wat Jos de egel over het heelal te vertellen heeft.

‘Waar is het einde Jos,’ vraagt Grietje?

Jos moet haar het antwoordt schuldig blijven. ‘Weet je als je erover gaat lezen, zul je er meer van begrijpen,’ antwoordt hij.

‘Wij kunnen toch niet lezen,’ roepen de anderen.

Jos denkt na. Hoe moet hij ze dat uitleggen.

‘Nou komt er nog wat van,’ vraagt Grietje?  ‘Laat maar. Ik ben het zat want ik begrijp er de ballen niet van.’

‘Ja Jos en de andere ook niet,’ horen ze zeggen.

Verbaast kijken ze naar boven. Wie spreekt daar en dan zien ze plotseling een hagelwitte uil. De uil land op het grasveld en stelt zich voor.

‘Ik ben Uilenbuil. Ik zou jullie kunnen helpen en les kunnen geven in het leren lezen. Tenminste als dat jullie gaat lukken.

‘Hoezo, gaat lukken. Denk je soms dat we stom zijn. Ja een beetje dom misschien,’ roept Grietje.

‘Je wilt ons helpen of anders rot je maar op. We kennen nog wel iemand die ons het wil leren.’

Piet de rat maant Grietje tot bedaren. ‘Grietje hou je temperament eens voor jezelf. Uilenbuil wil zijn best voor ons doen, maar als jij zo doet kan ik begrijpen dat hij het voor gezien houdt.’

De andere zijn het met Piet eens en mopperen tegen Grietje. ‘Jij ook altijd.’

‘Rustig maar. Ik begrijp Grietje wel,’ zegt Uilenbal. ‘Grietje je bent niet stom. Ik wil het jullie best wel leren en dan vragen we aan Mette of zij wil helpen. Jullie horen nog van mij.’

Uilenbal vliegt op en verdwijnt in de nacht.

Jos denkt na en komt met een plan. ‘Piet heeft een apparaat gevonden en ik denk dat die goed bruikbaar kan zijn. Ik moet er nog wat aan knutselen, maar ik beloof niets. Ik moet iets bedenken om jullie iets over het heelal te laten zien. Iets waar je niet voor hoeft te kunnen lezen. Wat denken jullie. Zin in?’

Tot zijn eigen verbazing is iedereen enthousiast en laten weten niet te kunnen wachten om te zien wat hij heeft bedacht.  

 

Dagen verstrijken, maar Jos is in geen velde of wegen te bekennen en niemand weet waar hij mee bezig is. Eindelijk komt hij boven de grond en als ze hem vragen hoelang het nog duurt voordat zij zijn idee kunnen bewonderen, antwoordt hij dat hij er bijna uit is. Daar moeten ze het dus maar mee doen en sommige vragen zich af of hij het allemaal maar heeft verzonnen.

 

Een paar dagen later komen de dieren bijeen en Jos buigt zijn koppie naar beneden.

‘Het spijt mij heel erg,’ zegt hij nederig. ‘Piet en ik kunnen jullie niet laten zien wat we jullie zo graag hadden willen tonen. Ons plan is niet gelukt. Het is mij niet gelukt het apparaat aan de praat te krijgen.’

Ze kijken hem vragend aan. ‘Nou ja, moest je daar nou zolang mee wachten om ons dat te vertellen. Ik begreep er al niets van,’ zegt Grietje. ‘Maak je er niet zo druk om. Wat je ons wel zou kunnen leren is lezen. Dat willen we wel. Ja toch?’  Vragend kijkt ze de andere aan en die knikken instemmend.

Piet en Jos zijn enorm opgelucht. ‘Zo Piet, gelukkig nemen ze het sportief op. Ik ga met Uilenbuil praten en vraag jij aan Mette of haar aanbod ons te helpen nog staat. We kunnen alle hulp gebruiken.’

‘Ja Jos, dat zal ik doen. Laten we eerst maar nog wat gaan knutselen, we hebben vandaag wel genoeg spanning beleeft,’ antwoordt Piet.