Zeemansgraf

Deel 3

Twee dagen gingen er voorbij. Plotseling kwam één van de bewaarders naar hem toe en bracht Klaas naar de ontvangstruimte. Hij voelde een vreemde spanning en aan het kleine tafeltje zat Helma met gebogen hoofd. Haar handen frommelde stevig aan een zakdoek en hij zag dat haar knokkels wit waren van het knijpen. Toen hij tegenover haar plaats nam, hief ze haar hoofd op en zag de tranen in haar ogen branden. Pakte haar trillende handen vast en kuste ze zacht.

‘Helma, vertel me wat er is. Waarom huil je. Is er iets met Trees,’ vroeg hij zacht, maar in zijn hoofd hoorde hij een stemmetje die zei: ‘Nee, vertel het maar niet. Ik hoef het niet te weten.’

Helma keek hem aan en haar hart brak om wat ze hem moest vertellen. Ze droogde haar tranen af en met een trillende stem zei ze zacht: ‘Trees is vanmorgen overleden. Ze hebben alles geprobeerd om haar te redden, maar ze…’

Een paar minuten zaten ze elkaar zwijgend aan te kijken. De verlammende stilte deed hen beide pijn. Voor het kleine raampje dat aan de buitenkant met tralies was bewerkt, zat een grote zwarte kraai met zijn snavel tegen het raam aan te tikten, alsof hij hen iets duidelijk wilde maken. Klaas kwam weer terug in de werkelijkheid en zei: ‘Ik had beter voor haar moeten zorgen. Ik had haar niet zo haar gang moeten laten gaan. Het spijt me.’ en verslagen stond hij op en voelde een woede in hem opkomen. Een woede die hij moest inhouden. Hij wilde zo snel mogelijk terug naar zijn cel. ‘Breng me naar mijn cel,’ vroeg hij de bewaarder, en keerde Helma zijn rug toe door op de deur af te lopen.

‘Maar wil je dan niet weten hoe het met de baby gaat,’ vroeg Helma.

‘Ja, ook dood natuurlijk. Dat kan er ook nog wel bij.’

‘Nee Klaas, met de baby is alles goed. De dood van Trees is niet jouw schuld. Ze had zwangerschapsvergiftiging. Jij had niets voor haar kunnen doen. Soms gebeuren die dingen.’

‘Nou, die dingen gebeuren bij mij toch, net iets te vaak,’ antwoordde hij. Liep naar haar toe, pakte haar beiden handen in de zijne en zei: ‘Sorry, ik moet dit op mijn manier zien te verwerken.’

Helma knikte. ‘Zal ik morgen terugkomen. De baby moet een naam krijgen, dat is iets wat jij moet doen. Vergeet niet dat ze jou de komende jaren nodig heeft. We moeten sterk blijven.’

Hij knikte. ‘Ja, we moeten…’ hoorde Helma nog roepen.

‘Wat dacht je van Trijntje?’

Hij draaide zich om. ‘Wat bedoel je?’

‘Haar naam. De naam voor de baby. Trijntje!’

Klaas knikte en stak zijn duimen omhoog. ‘Trijntje, klinkt goed.’

De bewaarder bracht hem terug naar zijn cel waar hij zich op zijn bed liet vallen. Zijn blik bleef in het oneindige staren en in gedachten zag hij het lachende gezicht van Trees die over haar bolle buikje wreef. Of wanneer ze haar buik koesterde als ze de baby voelde bewegen. ‘Trijntje,’ fluisterde hij. ‘We moeten ervoor zorgen dat ze alle liefde krijgt die ze nodig heeft. Ik weet nog niet hoe, maar daar vinden we wel wat op,’ en vermoeid viel hij in een diepe slaap.

Helma trok haar jas wat dichter tegen zich aan. Het was koud. De lucht betrok en ze vermoedde dat het elk moment zou kunnen gaan sneeuwen. Gelukkig hoefde ze niet lang op haar bus te wachten. Ze had nog een lange rit voor de boeg en de warmte in de bus maakte haar slaperig. Even zakte ze weg. Ze kon zich niet meer herinneren hoelang ze al op de been was. Gisteren had ze de hele dag bij Trees doorgebracht en vannacht had ze de laatste uren naast haar bed gezeten. Nog zag ze de angst en het verdriet in de ogen van Trees.

‘Beloof me dat je voor ze zorgt,’ had ze haar gevraagd. Ze had geknikt en het haar belooft. Haar laatste woorden, voordat ze het bewustzijn verloor, waren voor Klaas geweest. ‘Zeg dat ik altijd van hem zal blijven houden.’

‘Mevrouw,’ haalde de chauffeur haar uit haar gedachten. ‘U hebt u bestemming bereikt. Gaat het?’

‘Dank u, ja het gaat. Ik ben alleen moe. Bedankt.’ Ze haastte zich naar buiten en voelde de koude sneeuw in haar gezicht blazen. Ondanks de kou voelde deze verfrissend aan. Het zou haar in ieder geval wakker houden. Gelukkig was haar woning niet al te ver van de bushalte. Onderweg kwam ze verschillende dorpsbewoners tegen die haar argwanend nakeken. Hier en daar stonden groepjes die zodra ze voorbij was de koppen bij elkaar brachten en op fluisterende toon hun verhaal hervatten.

Ze opende de deur van haar boetiekje. Ook daar stonden er een stel. Een oude dame keek haar boos en verwijtend aan en met haar schelle stem hoorde ze haar zeggen.

‘Kijk dan, ze zal wel bij die schipper zijn geweest. Het zou me niet verbazen als ze zelf ook iets met de dood van haar man te maken heeft.’

Helma sloot de deur en voelde haar warme tranen over haar wangen stromen. Ze was altijd beschermd en veilig opgegroeid. Kwam uit een goed nest en ze hadden weinig zorgen en verdriet gekend. Op een dag had ze Bas leren kennen. Verlegen hadden ze elkaar afgetast en na enkele maanden had hij het aangedurfd om haar mee uit te vragen. Vanaf die dag, buiten de weken dat hij op zee was, waren ze niet meer zonder elkaar geweest. Ze had wel gevoeld dat er in het dorp veel over hen werd geklets, maar daar had ze zich nooit iets van aangetrokken. Ook in de omzet van haar boetiekje had zij dit gemerkt. In het begin steeg de omzet een beetje, later werd hij minder, maar daar maakte zij zich geen zorgen om. De laatste weken was de verkoop bijna nihil. Wat eens zo bloeiend begon was langzaam weggeëbd. Het gekke was dat het haar niet eens wat kon schelen. De afgelopen week had ze de zaak gesloten en dat voelde goed. Ten slotte had ze naast de boetiek nog altijd haar werkzaamheden bij haar vader.

Enkele dagen verstreken. Helma had de zorg voor de baby op zich genomen. En Klaas had een verzoek ingediend om de begrafenis van zijn vrouw te mogen bijwonen, maar dat werd afgewezen. Men was bang dat er te veel onrust in de dorpsgemeenschap zou ontstaan. Wel kreeg hij toestemming om onder begeleiding en in het geheim afscheid van haar te mogen nemen. Trees lag bij haar ouders thuis in haar oude meisjeskamer opgebaard. Haar vader week geen moment van haar zijde. Zwijgend zat hij daar. De enige die nog tot hem kon doordringen was zijn andere dochter. Klaas betrad de kamer en zag de kwetsbare oude man naast zijn jongste dochter zitten. Ook hij was een gebroken man, maar wat hij daar aantrof brak zijn hart. Hij voelde zich een indringer en was bang dat zijn schoonvader hem de kamer uit zou zetten. Helma liep naar haar vader en fluisterde. ‘Pap, Klaas is hier.’

Haar vader keek Klaas aan, die het enorme verdriet in de ogen van de oude man kon lezen. Langzaam stond hij op en klopte Klaas zacht op zijn schouder. ‘Jongen, neem alle tijd om afscheid van haar te nemen,’ en samen met zijn dochter, liep hij naar beneden om Klaas de ruimte te geven voor het afscheid.

Helma ging naar de keuken om een lichte maaltijd en verse koffie te zetten. Het werd tijd dat Trijntje haar flesje kreeg. Haar vader besloot zijn dochter te helpen. Verrassend keek ze hem aan.

‘Lieverd, ik kan jou toch niet alles alleen laten doen. Als je zo doorgaat hou je dit niet vol. Het wordt tijd dat ik je ga helpen, totdat Klaas daartoe in staat is.’

Helma keek haar vader verbaast aan. ‘Wat bedoel je pa?’

‘Ik weet wat je Trees beloofd hebt en ik weet ook dat je die belofte waar gaat maken. Ik heb je de afgelopen dagen met ons Trijntje in de weer gezien. Dat laat jij je niet meer afnemen.’

Ze keek haar vader aan en net als vroeger had ze het gevoel alsof hij in haar hoofd kon kijken. Ze was de afgelopen dagen inderdaad als een leeuw voor haar jong aan het vechten. Er moest zo spoedig mogelijk iets geregeld worden om de voogdij van de kleine te krijgen. Na de begrafenis zou ze dit probleem meteen gaan aanpakken.

Het duurde uren voordat Klaas weer naar beneden kwam, en zich bij zijn begeleiders die in de warme keuken zaten, melden. Eén van hen had de kleine Trijntje in zijn armen. Behendig liep hij met de kleine heen en weer. Hij had Helma verteld dat ook hij net vader was geworden en samen hadden ze weetjes uitgewisseld. Klaas keek de man aan die op zijn beurt naar hem toekwam en de kleine in zijn arme legde. Helma keek bewonderend toe hoe de agent de situatie naar zijn hand zette. Klaas keek zijn dochter liefdevol aan en zachtjes begon hij tegen haar te praten. De agenten keken elkaar aan en knipoogde naar elkaar.

De dagen in het huis van bewaring waren lang. Regelmatig werd Klaas overgebracht om te worden verhoord. Klaas begreep al lang niet meer waar die verhoren nu eigenlijk op uit moesten draaien. Volgens zijn advocaat werd hem tweevoudige moord ten laste gelegd. Verbijsterd had hij gevraagd wie hij dan wel zou hebben moeten vermoorden. De moord op de koster en die van zijn vriend Bas had zijn advocaat hem verteld. Klaas was in lachen uitgebarsten. ‘De koster,’ had hij gevraagd. Zijn advocaat had geknikt.

‘Het blijkt dat u in één van de verhoren gesuggereerd heeft dat de koster de tweede persoon was die bij uw opa in de kist lag.’

‘Ik heb dat alleen maar voor de grap gezegd. Weet ik veel. Misschien is het die koster wel.’

‘Dat klopt. En u kon niet weten dat ze net op dat moment hadden gehoord dat het inderdaad de overblijfselen waren van de koster.’

‘Ik wist niet eens dat die koster dood was. Dat meent u niet?’

‘Ja, zeker.’

‘Gingen daar al die vragen over. Over die koster. Ik dacht dat ze het over Bas hadden. Niet dat ik daar iets van begrijp.’

‘Binnenkort komt de zaak voor en laten we hopen dat het gunstig voor u uitkomt.’

‘U gelooft er niet in hé?’

Zijn advocaat knikte. ‘Nee, ik zie het somber voor u in. Tenzij er een wonder gebeurt.’

Helma hoorde met verbijstering de eis van veertien jaar aan. Veertien jaar voor dubbele moord.

Klaas werd afgevoerd zonder dat ze hem had kunnen spreken. Hij negeerde zelfs haar blik. Geboeid werd hij weer afgevoerd en Helma keek hem na. Zijn hele lichaamshouding verraadde de machteloosheid die hij in zich voelde. Vragend keek ze zijn advocaat aan die haar medelijdend aankeek. ‘We moeten het oordeel van de rechter afwachten. Daarna kunnen we meer voor hem doen.’

‘Maar, dat houdt hij niet vol. Niet nog eens,’ antwoordde Helma.

‘Toch zullen we het vonnis moeten afwachten.’

Helma trok haar jas weer aan en liep het gerechtsgebouw uit op weg naar de bus. Thuis wachtte haar moeder die de zorg voor Trijntje een paar uur had overgenomen. Moeder koesterde de uurtjes die ze met haar kleindochter kon doorbrengen. Samen met haar man had ze de oude kamer van Trees opgeknapt. Op de muur had opa wolkjes, vlinders en elfjes geschilderd. Naast al het antiek wat in de overige delen van het huis aanwezig was, was dit kamertje een zee van warmte, licht en ruimte. Zo had de kleine meid twee huizen waar zij van harte welkom was.

‘Hoe was het met Klaas en hoe is het gegaan,’ vroeg haar moeder.

‘Ik heb Klaas niet gesproken en het gaat niet goed, mam.’

‘Hoezo, niet goed. Er is geen enkel bewijs dat hij Bas iets zou hebben aangedaan. Dit slaat nergens op.’

‘Er worden hem twee moorden ten laste gelegd. Ze beschuldigen hem ook van moord op de koster.’

‘De koster? Die man is toch zelf vertrokken. Dat heeft de pastoor indertijd zelf verteld. Ik hoor het hem nog zeggen. Nee, hier klopt geen barst van.’

‘Als het tegenzit zal Trijntje een hele tijd zonder haar vader opgroeien. Tegen de tijd dat hij vrijkomt is ze al een tiener.’

‘Kop op meid. Op een dag komt het vast goed. Ik ga naar je vader. Hij had een enorme hoeveelheid werk op zijn bureau liggen en ik wil niet dat hij te lang door blijft gaan. Er is ook nog een ander leven dan je begraven in je werk.’

‘Ja, ik weet het. Ik heb hem ook de afgelopen weken een beetje in de steek gelaten wat werk betreft. Ik beloof u dat ik hem van de week kom helpen.’

‘Ach lieve kind, zorg jij nou maar dat deze kleine meid het aan niets ontbreekt,’ ze kuste haar dochter en aaide haar kleinkind liefdevol over haar bolletje. Pakte haar jas en trok de deur achter zich dicht. Ze besloot voordat ze naar huis ging te gaan wandelen. Door haar hoofd gingen allerlei gedachten. Ze verlangde naar het rustige leventje wat ze tot enkele jaren terug leefde. Daar had ze controle over gehad. Nu leek het wel alsof alles als zand tussen haar vingers wegliep. Ze hadden een dochter verloren, maar er een kleindochter voor teruggekregen. Het was tegenstrijdig. Je hoort je kinderen niet te overleven. Ze zou er alles voor over hebben gehad om haar plaats in te nemen. Ze voelde het verdriet om het verlies van haar dochter in zich opkomen. Tranen branden in haar ogen en haar maag deed pijn van verdriet. Ze wist dat ook haar man verdriet had om het verlies. Ze konden er, om de ander geen pijn te doen, niet zo goed mee omgaan. Ongemerkt stond ze voor het huisje van Klaas en Trees. Uit haar tas pakte ze de sleutel en ging naar binnen. Daar was alles nog intact. Alsof Klaas en Trees elk moment konden binnenkomen. Ze besloot het huis even te luchten en zette de ramen open. De frisse wind in het huis deed haar goed. Ook boven luchten ze de kamers en als laatste liep ze de kinderkamer in. In de hoek van de kamer stond het kleine wiegje er nog net zo bij als Trees hem had neergezet. Het was een oud wiegje, wat ze op de kop had getikt. Ze hadden haar uitgelachen omdat het er zo gehavend uitzag. ‘Wacht maar, tot ik het heb opgeknapt. Jullie zullen er versteld van staan.’

Toen ze klaar was met haar wiegje moesten ze allemaal toegeven dat ze wonderen had verricht. Jammer dat de kleine er nog nooit in had gelegen. Morgen zou ze daarover toch eens met Helma over praten. Ze was nog klein en kon er best nog een paar maandjes in slapen.

Elke morgen opende Helma gewoontegetrouw haar boetiekje, maar de zaken gingen steeds slechter. Haar klanten lieten haar in de steek. Wat eens zo’n veelbelovend boetiekje was, was in korte tijd uitgelopen op een fiasco. Helma had besloten dat er iets moest veranderen. Ze ging haar boetiekje sluiten. Met de opbrengst van de verkoop en haar baantje bij haar vader zou ze iets kunnen huren. Er was ook nog een andere reden waarom ze tot deze beslissing was gekomen. Zo zou ze meer tijd kunnen besteden aan Trijntje.

Iedere woensdag bracht ze een bezoek aan Klaas. Ze hield hem van alles op de hoogte, behalve dan de beslommeringen rondom haar boetiekje. Daar hoefde hij niets over te weten vond ze. Hij zou zich daar alleen maar schuldig over voelen. Ze zaten tegenover elkaar. Plotseling pakte hij haar handen en vroeg.

‘Geloof jij in mijn onschuld. Wees eerlijk, dus niet met je hart spreken maar naar het verstand. Het is heel belangrijk voor mij om een eerlijk antwoord van je te krijgen.’

Ze voelde een brok in haar keel opkomen en keek hem recht in zijn ogen.

‘Ik weet het niet Klaas. Ik weet niet meer wat ik moet geloven. Er wordt zoveel gezegd. Mijn gevoel zegt dat ik je kan vertrouwen, maar er blijven zoveel vragen onbeantwoord dat de neiging bestaat….. Het spijt me. Je vroeg me om een eerlijk antwoord, maar dat weet ik niet meer. Ik ben in de war.’

Hij zette een vinger onder haar kin en vroeg haar hem aan te kijken. Zijn ogen stonden vol verdriet en Helma kon haar tranen niet meer bedwingen.

‘Het spijt me Klaas.’

‘Het geeft niet. In jou plaats zou ik waarschijnlijk dezelfde twijfels hebben. Je bent ten minste eerlijk. Zoals het er nu uitziet zal ik hier voorlopig mijn tijd moeten uitzitten. Er hangt zelfs TBS boven mijn hoofd. Ik hoop dat er ooit een wonder gebeurt en dat mijn onschuld wordt bewezen. Genoeg over mij, hoe gaat het met jou en Trijntje?’

‘Trijntje is geweldig. Ik heb wat foto’s meegenomen, je krijgt ze straks van de bewaarder. Ze groeit als kool en is het oogappeltje van opa en oma. Je moet de hartelijke groeten van ze hebben. Pa heeft wat leesvoer voor je meegegeven. Ook dat krijg je straks.’

‘Genoeg over Trijntje. Vertel me eens hoe het echt met je gaat. Jij hebt Bas verloren en ik word ervan beschuldigd hem te hebben vermoord. Je hebt je zus verloren en nu moet je ook nog voor mijn kind zorgen.’

‘Ik heb het inderdaad van tijd tot tijd moeilijk met het verlies van Bas. De dood van Trees is niet jouw schuld en Trijntje houdt me op de been.’

‘Helma, je krijgt van mij alle vrijheid om haar op te voeden. Ik teken alles om dat te bewerkstelligen. Ik wil dat jij haar moeder wordt. Ik geef je ook alle bevoegdheden die je nodig hebt om mijn financiële zaken af te wikkelen, ook die van het schip. Verkoop hem.’

‘Wat bedoel je daar mee,’ vroeg Helma zacht.

‘Ik bedoel dat ik wil dat je actie onderneemt om haar moeder te worden en mijn bezittingen verkoopt. Vraag je vader of hij de hierbij wil helpen en te zorgen dat je jouw deel van de opbrengst krijgt. Ik wil dat hij het overige bedrag vast zet, zodat jullie in de toekomst niets te kort komen.’

Er werd omgeroepen dat het tijd was om afscheid te nemen. Het bezoekuur was voorbij.

‘Lieverd ik zorg graag voor haar. Oh, ik vergeet nog te vertellen dat mijn vader mij wil spreken over een testament of zoiets.’

‘Testament,’ vroeg Klaas.

‘Ja, je hoort het de volgende keer wel.’ Ze kuste hem en verliet de bezoekruimte.

Door haar trouwe bezoekjes aan Klaas, werd het leven voor Helma er niet makkelijker op.

In het dorp werd ze gemeden. Zo nu en dan lag er zelfs een dreigbrief in haar brievenbus. Dapper sloeg ze zich er doorheen. Al voelde ze zich van tijd tot tijd erg bedreigd. Op zekere dag toen ze met Trijntje in de wagen de boodschappen deed werd ze door een groepje vrouwen ingesloten, geschopt, uitgescholden en geslagen. Instinctief greep ze naar de wagen om Trijntje te beschermen. De wagen viel opzij en Trijntje viel op de grond. Ze pakte snel de kleine op en rende naar huis. Net toen ze een beetje van de schik was bekomen werd er aangebeld en stonden er twee agenten voor de deur. Ze begroette haar en vroegen haar mee te komen naar het bureau. Er was een aanklacht tegen kindermishandeling ingediend en ze namen haar en Trijntje mee. Daar kon ze haar verhaal doen en vertelde over de dreigementen die ze van tijd tot tijd kreeg.

‘Misschien is het verstandig wanneer u een tijdje onderduik. Dit kan uit de hand lopen en wij kunnen u niet 24 uur per dag beschermen. Heeft u een adres waar u kunt verblijven,’ vroeg de agente.

Plotseling werd de deur van het kamertje geopend en haar vader omarmde haar. ‘Lieverd, ik denk dat het verstandig is dat je een tijdje bij ons thuis komt wonen. Bij je moeder en mij ben je veiliger. Het lijkt mij ook beter voor jou dat je Klaas de komende tijd niet meer bezoek. Op deze manier breng je ons allemaal in gevaar.’

Verbijsterd staarde ze hen aan. Haar hersens werkte op volle toeren. ‘Jullie denken toch niet echt dat ik Klaas laat vallen. Nee, ik geloof in hem. Zijn jullie blind. Ik ga terug naar mijn huis. Pa, als jullie geen vertrouwen in mij hebben is het misschien beter dat ik jullie voorlopig niet meer zie.’

‘Kind, je bent overstuur,’ fluisterde haar moeder, die al die tijd achter haar vader stond.

‘Ja, wat dacht je. Dat ik mij lekker voelde na alles wat er hier gebeurt. Gaan jullie nu ook al aan de kant van die dorpsgekken staan. Waar zijn jullie bang voor? Ik heb nu meer dan ooit een doel voor ogen.’

Haar vader wreef langs zijn kin en krapte zich achter zijn oor. ‘Misschien heb je gelijk, maar laten we naar huis gaan. Daar spreken we verder. Er is iets wat ik je moet laten zien, daarna breng ik jou en Trijntje terug naar je eigen huis.’

Helma was moe en besloot met haar ouders mee te gaan naar hun huis. Een beetje rust zou haar goed doen en ze kon de zorg voor Trijntje even aan haar moeder overlaten.

Bij haar ouders thuis nam haar vader haar mee naar zijn werkkamer, opende zijn kluis en haalde er twee enveloppen uit. De enveloppen waren verzegeld en van één daarvan verbrak hij de zegel.

‘Een dag voordat Bas naar zee ging, kwam hij bij me langs en vertelde me dat hij een testament wilde maken. Wanneer hem iets zou overkomen, zou ik deze moeten openen. Ik vroeg nog aan hem waarom hij daarmee kwam en of hij misschien was bedreigd. Daar wilde hij me geen antwoord op geven. Ik heb hem pen en papier gegeven en vervolgens heeft hij hier de hele nacht achter mijn bureau zitten schrijven. ’s Morgens vroeg hebben we ze samen verzegeld, dat is wat hij wilde.’

‘Waarom weet ik dat nu pas?’ Ze trok de brief uit zijn handen en las hem. ‘De andere mag je dus pas na een paar maanden openen.’ In gedachten telde ze de maanden af. ‘Dat betekent dat je hem over ongeveer vijf weken mag openen? Vreemd, wat zou erin staan. Zou Klaas hem dan toch hebben bedreigd. Ging de woordenwisseling die nacht aan boord daar over. Eén van de matrozen vertelde de politie dat er een woordenwisseling had plaatsgevonden. Zou ik me dan zo in hem vergissen,’ en vragend keek ze haar vader aan.

‘Ik weet het niet kind. Je moeder en ik maken ons zorgen om jou en je bezoekjes die je aan het huis van bewaring brengt.’

‘Pa, ik begrijp jullie, maar ik geef er niet aan toe. Het kan gewoon niet waar zijn. Ik doe het niet alleen voor mezelf, maar we hebben ook Trijntje nog, die heeft er recht op om haar vader te leren kennen. Bovendien heeft hij mij opdracht gegeven om alles in het werk te stellen om haar te kunnen behouden en zijn bezittingen te verkopen. Dat is wat ik ook ga doen. Het is wel duidelijk dat wanneer hij vrijkomt hij hier in het dorp niet meer welkom is en elders een onderdak moet zien te vinden.’

‘Ik heb me voorgenomen om de andere brief te openen in het bijzijn van een rechter,’ zei haar vader. De tweede brief borg hij ongeopend weer veilig op in zijn kluis.

Helma was ondanks de wil van haar ouders niet van plan om Klaas in de steek te laten. De volgende week zou ze gewoon op de gebruikelijke tijd naar hem toegaan. Ze besloot om de kleine een paar dagen bij haar ouders te laten, zodat zij wat zaken kon afhandelen. Diezelfde avond ging ze naar haar woning en zocht alle papieren op die ze nodig had voor haar actie. De volgende dag pleegde ze een paar telefoontjes met een bevriend makelaar. Hij legde haar de procedure uit en beloofde haar kosteloos te helpen met de afwikkeling.

Drie dagen later stond ze op de afgesproken tijd aan de kade, waar het schip ‘De Gebroeders’ lag afgemeerd. Het schip lag er verlaten bij. De afgelopen weken was alles van waarde gesloopt. Het enige wat de verzekering had vergoed was de waarde van de kostbare apparatuur. De overige vernielingen moesten ze voor lief nemen. Helma keek naar het eens zo trotse schip. Ze had Bas vol overgave over dit schip horen vertellen. In de jaren dat Klaas zijn straf uitzat, had hij het schip varende gehouden. Ze was blij dat geen van beiden het schip ooit in deze staat zou zien. Haar enige zorg was er nu nog een goede prijs voor zien te krijgen.

In de verte zag ze twee auto’s aankomen en ze vermoedde dat dat de heren waren waar ze mee had afgesproken om het schip te bezichtigen. Eén van de auto’s stopte naast haar en er stapten twee goedgeklede heren uit. Helma rechte haar rug en stelde zich aan hen voor.

‘Heren, hier ligt ze dan. Ga u gang. Neemt u rustig de tijd om haar te de bezichtiging. U kent de prijs die wij ervoor willen hebben.’

De mannen keken haar aan en stapten vervolgens aan boord. Uit de tweede auto stapte een wat oudere grijze man. ‘Ik dacht dat ik de enige was, die het schip zou bezichtigen?’

‘Waarom dacht u dat u de enige zou zijn,’ vroeg Helma.

‘Nou, gezien de geschiedenis van de eigenaar van dit schip. Mag ik aan boord?’

‘Maar natuurlijk, ga u gang,’ antwoordde Helma.

Uren gingen er voorbij en Helma bleef ondanks de kou geduldig wachten. Ze begreep dat dit de tactiek van de heren was. De oudere man haakte af en liep naar haar toe.

‘Wel kind, ik denk dat ik het hierbij laat. Ik wil je wel even waarschuwen. Laat je geen rat voor ogen draaien door die twee, want daar zijn ze goed in.

Helma keek naar de twee heren die nog steeds het schip aan het bekijken waren.

‘Zou u hem kopen voor deze prijs?’ Ze schreef een bedrag op een papiertje en gaf het aan de oudere man.

‘Lieve kind, hiervoor zou ik hem kopen, maar u kunt er een veel betere prijs voor krijgen. U zit dik onder de prijs, ook al is het een hoop geld.’

‘Een ogenblikje nog. Niet weggaan.’ Ze liep naar de brug waar de beiden mannen zich bevonden.

‘En heren, duurt het nog lang,’ vroeg ze.

Ze keken haar aan en boden haar een prijs die 10% onder de vraagprijs lag.

‘Tja, mevrouw, meer krijgt u er niet voor. Niet alleen de apparatuur is verdwenen, maar er ontbreekt ook nog het één en ander aan vistuig en materiaal.’

Ze keek van de één naar de ander en had allang door dat de twee onder één hoedje speelde.

‘Het spijt me heren. Ik wil de vraagprijs ervoor hebben dat is al onder de waarde van het schip.’

‘Min 5%, en verder ga ik niet was het antwoord.’

Helma wenkte de oudere man die het gesprek niet kon horen en vroeg of hij de prijs ervoor wilde geven.

‘Ik wel. Boter bij de vis.’

‘Dan is het schip aan u verkocht,’ en ze feliciteerde hem.

De verkoop van het schip, de woning en de boetiek verliepen voorspoedig. Met de verkoop was een aardig bedrag vrijgekomen en deze werden zorgvuldig voor een later tijdstip gereserveerd.

Klaas had, zoals hij beloofd had alle overeenkomsten getekend en daarmee een hoofdstuk in zijn leven afgesloten. Helma had buiten het dorp een appartementje kunnen huren en was volop bezig deze in te richten, om hem zo snel mogelijk te kunnen betrekken. Laat in de avond keerde ze terug naar haar woning. Even hield ze haar pas in omdat ze een persoon voor haar voordeur zag die ze niet direct herkende.

‘Hallo Helma, hoe gaat het? Het spijt me dat ik me zo weinig om je bekommer. Ik kan nog steeds niet de moed opbrengen om over Bas te praten. Ik begrijp best dat het voor jou ook niet makkelijk is. Je bent zo sterk. Je kan zelfs de moed opbrengen om Klaas te blijven steunen. Ik schaam me diep omdat ik je zo in de steek laat.’

‘Je hoeft je niet te schamen. Ik begrijp het best, maar wat brengt je ertoe om me op dit tijdstip te bezoeken?’

Uit zijn binnenzak haalde hij een envelop en overhandigde deze aan haar. ‘Deze brief heb ik een paar dagen geleden van je vader gekregen. Hij komt van Bas. Het is maar één zin, meer niet.’

Helma las hardop wat er in de brief stond.

 

Best broertje,
Maak je niet druk en zwijg, zoals je dat tot nu toe altijd hebt gedaan. Alles komt goed.
Vaarwel, je broer Bas

 

‘Ik begrijp er niets van. Dit lijkt verdacht veel op een afscheidsbrief. Ik denk dat alleen jij weet waar hij het over heeft,’ en niet begrijpend haalde ze haar schouders op.

‘Voordat ik hem verbrand, wilde ik je hem toch even laten zien. Ik wil je hiermee een hart onder de riem steken, meer kan ik echt niet zeggen. Geloof me, alles komt weer op zijn pootjes terecht.’

Hij pakte de brief uit haar handen en stopte hem weer weg. Vriendelijk nam hij afscheid van haar en verdween in het duister. Helma keek hem niet begrijpend na.

De verhuizing was inmiddels achter de rug en ze voelde zich thuis in haar nieuwe omgeving. Ze genoot van de vrijheid die ze had herwonnen. Ze werd niet meer nagekeken wanneer ze de straat opging en ze kon in alle rust met Trijntje gaan wandelen. Niemand die haar lastig viel of vervelende opmerkingen maakte. Vandaag zou ze samen met Trijntje op bezoek gaan bij Klaas. Iedere keer hoopte ze dat dat de laatste keer zou zijn dat ze hem daar ging bezoeken.

Ze begroette hem liefdevol en legde de kleine in zijn armen. Even ging hij helemaal op in het liefkozen van zijn dochtertje.

‘Hoe gaat het,’ vroeg Helma. ‘Is er al iets meer bekend over een datum?’

‘Binnenkort hoor ik dat. Het zal niet lang meer duren voordat ik ten minste weet waar ik aan toe ben. Je moet me beloven dat je me niet meer opzoekt als zou blijken dat ik hier nog een aantal jaren moet zitten. Jij moet door met je leven. Ook voor de kleine is het niet goed om haar vader hier te ontmoeten. Nu is ze nog klein, maar je weet niet wat ze ervan meekrijgt als ze iets groter is. Maar ook jij moet verder. Laat me maar los.’

Ze legde een vinger tegen zijn lippen en zei. ‘Niet doen. Zolang mijn benen me kunnen dragen blijf ik bij je op bezoek komen. Ook al weiger je om me te zien, ik blijf komen. Je hebt gelijk, dit is geen omgeving voor een kind, maar je hebt er recht op om te weten hoe het met haar gaat.

Eens kom je vrij, en misschien heb ik dan een nieuw leven opgebouwd, maar ik blijf altijd voor Trijntje zorgen tot dat ik haar aan jou kan overdragen. Jij bent en blijft haar vader, waar je ook bent.’

Er viel een stilte tussen hen en beiden bewonderde de kleine die een enorm groeide. Het was een vrolijke meid en ze leek sprekend op haar moeder. Haar lach drong door in de ruimte en de overige bezoekers keken vertederd naar de drie mensen die zo in elkaar opgingen.

‘Oh ja, dat ben ik je laatst vergeten te vertellen. Vlak voor de verhuizing stond Job, de jongste broer van Bas mij voor de deur op te wachten.’

‘Nou, dat is toch niet zo gek. Die jongen mist zijn broer. Bas was de enige die zich om hem bekommerde,’ antwoordde Klaas.

‘Dat weet ik, maar Bas had die avond dat hij het testament schreef ook een brief aan Job geschreven. Het was een klein briefje, wat verdacht veel op een afscheidsbrief leek. Naast zijn testament heeft Bas die nacht nog een tweede brief geschreven. Hij wilde dat deze, mocht hem iets overkomen, na drie maanden zou worden geopend. Dat is dus binnenkort.’

‘Het wordt steeds ingewikkelder. Ik mag hopen dat we er iets mee opschieten. Misschien komt er enige duidelijkheid in die hele geschiedenis,’ zuchtte Klaas en staarde bedenkelijk voor zich uit.

‘Waar denk je aan,’ vroeg Helma.

‘Oh, aan alles en nog wat. Ik weet niet meer wat ik ervan moet vinden. Je weet niet welke informatie er naar voren komt en hoe ze die gaan interpreteren.’

De tijd was om en Klaas trok Trijntje haar jasje aan en overhandigde haar aan Helma.

‘Ik weet niet hoe ik je moet bedanken voor hetgeen je voor haar doet,’ fluisterde hij.

‘Ik doe het met alle liefde. Ze is ook het dochtertje van mijn zus,’ ze keek hem glimlachend aan en namen afscheid van elkaar.

Helma stond voor het raam van haar appartement. In de verte twinkelde de lantarens die de snelweg verlichten. Ze hoorde sirenes en al snel waren de zwaailichten te herkennen. Iedere keer weer genoot ze van het vrije uitzicht. Nooit zou ze hebben kunnen vermoeden dat ze zich zo gelukkig zou kunnen voelen in dit appartementje. Trijntje lag tevreden in haar box en volgde de kleurige ronddraaiende figuurtjes van haar speelgoed mobiel.

De stilte werd verstoord door de telefoon. ‘Hallo,’ beantwoordde Helma deze.

‘Hallo lief, je vader. Ik wilde je even melden dat overmorgen de verzegelde brief in het bijzijn van de advocaat van Klaas en het OM wordt geopend. Ik neem aan dat je hierbij aanwezig wilt zijn.’

‘Nee pap, ik vertrouw erop dat jij en zijn advocaat weten wat jullie doen. Deze keer blijf ik thuis. Mocht er nieuws zijn dan hoor ik dat wel van jou.’

‘Ik begrijp het kind. Zodra ik meer weet, neem ik direct contact met je op.’

De dag erop en die erna hoorde Helma niets van haar vader en ze vermoedde dat de geopende brief niet veel zou bijdragen aan het proces. Pas de derde dag melde haar vader dat de uitspraak zou worden uitgesproken op 22 april om 11.00.

‘Pa, is er nog iets positiefs uit die brief van Bas gekomen?’

‘Maak je maar geen zorgen’, had haar vader geantwoord. Haar gedachten gingen terug naar de avond dat Job haar had staan opwachten. Ook hij had geprobeerd haar gerust te stellen. Ze spraken af dat ze samen naar de zitting zouden gaan en dat hij haar zou komen ophalen.

De dag begon druilerig en kil. Helma smeerde wat boterhammen voor onderweg. Je kon immers niet weten hoelang de gehele zitting zou duren. Haar vader kon elk moment binnenkomen om haar en zijn kleindochter naar de rechtszitting te begeleiden. Ze hoorde de sleutel in het slot en vrolijk begroette haar vader zijn kleindochter.

‘Ben je er klaar voor?’

‘Nog een ogenblikje,’ ze trok Trijntje haar jasje aan en pakte haar babytas.

In de gerechtshal stond de advocaat al op hen te wachten.

‘Nog even en dan is het voorbij,’ begroetten hij hen hartelijk.

‘Dat is goed nieuws. Weet u dat zeker,’ vroeg Helma.

‘Kind, in het leven is niets zeker, maar we hebben er alle vertrouwen in,’ glimlachte haar vader.

‘Laten we naar binnen gaan,’ opperde de advocaat.

Helma pakte het mandje waar Trijntje vredig in lag te slapen op en wandelde de zaal binnen. Op de publieke tribune herkende ze een grote groep dorpelingen. Even voelde ze een boosheid in zich opkomen, maar fier en met opgeheven hoofd nam ze plaats op een van de stoeltjes. Ze voelde hun ogen in haar nek branden.

Klaas werd binnengeleid en liet zijn blik zoekend door de zaal gaan. Toen hij Helma ontdekte bleven zijn ogen op haar gericht. Ze zwaaide naar hem en stak haar duim omhoog in de hoop dat hij zou begrijpen dat er goede hoop was dat er een wonder zou gebeuren.

De bode kondigde de komst van de rechter aan en iedereen stond op.

De officier van justitie nam het woord en sprak de rechter toe. Vervolgens nam de rechter het woord waarin hij vertelde dat de zaak werd geseponeerd, omdat er voldoende bewijzen zijn dat verdachte niets met de moord en de verdwijning van de beide slachtoffers te maken heeft. U bent dus vrij om te gaan en staan waar u wilt.

Verbijsterd zat Klaas voor zich uit te staren. Niet begrijpend wat er nu werkelijk aan de had was.

De rechter stond op en verliet de zaal. In de zaal werd het meteen rumoerig. Niemand begreep wat er aan de hand was. Wat voor bewijzen waren er dan en wie had de moord op de koster dan wel gepleegd. Misschien kregen ze daar wel nooit antwoord op en één voor één verlieten ze de zaal.

Klaas keek zijn advocaat nog steeds niet begrijpend aan toen deze hem feliciteerde. ‘Ik leg het je straks allemaal uit,’ fluisterde hij.

Helma kwam naar voren en omhelsde hem. ‘Je bent vrij Klaas. Je kunt met ons mee naar huis.’

‘Naar huis,’ keek hij haar vragend aan.

‘Ja, we gaan met zijn drieën naar huis. Opnieuw beginnen.’

Pas toen drong het tot hem door. Hij was vrij, tilde haar op en schreeuwde zo hard als hij kon. ‘Echt vrij, ja toch?’

De motregen waarmee ze die morgen van huis waren vertrokken was verdwenen en had plaatst gemaakt voor de zon. Even koesterde ze de warme zonnestralen.

‘Kom laten we eerst wat gaan eten,’ stelde de vader van Helma voor.

‘Weet je Pa, misschien is het beter dat we direct naar huis gaan. Moeder zit vast op ons te wachten en heeft ongetwijfeld een hele maaltijd voor ons klaar staan. Je weet hoe ze is. Daar kunnen we in alle rust even napraten.’

‘Je hebt gelijk kind. Wat denk je Klaas. Kan je het aan.’

‘Na dit, kan ik alles aan.’

Aan de grote keukentafel stond een rijkelijke maaltijd klaar, net zoals Helma had voorspeld. Haar moeder sloot Klaas opnieuw in haar armen en verontschuldigde zich dat ze af en toe aan hem had getwijfeld. Hij troostte haar en vertelde haar dat hij dat in haar geval ook zou hebben gedaan.

Later in de avond kwam het gesprek op Trees.

‘Als ik zou kunnen, zou ik de klok zo voor u terugzetten, maar dat is helaas niet mogelijk. Ook ik mis haar. Eigenlijk is het nog niet goed tot me doorgedrongen dat ze er niet meer is. Ik weet niet wat de toekomst nog voor me in petto heeft, maar ik beloof u dat ik mijn uiterste best zal doen om u geen leed meer te bezorgen,’ zei Klaas.

De oude notaris stond op en liep naar zijn kamer, waarna hij al snel met een bundeltje papieren terugkwam, wat hij aan Klaas overhandigde.

‘Ik heb hier de kopieën van de brieven die jouw vrijheid in werking hebben gesteld. Neem rustig de tijd om ze door te lezen en stop ze dan goed weg.’

‘Dank u. Is het belangrijk dat ik ze lees. Het liefst wil ik alles zo snel mogelijk vergeten.’

‘Nee jongen, het is net zo belangrijk als jij dat zelf vindt. Jij beslist wanneer die tijd daar is.’

‘Dank u Pa, voor alles wat u voor me hebt gedaan. Zonder u zou ik hier nooit uitgekomen zijn.’

‘Het is goed, maar het is al laat en ik ben een oude man. Ik denk dat het voor jullie tijd is om op te stappen.’

Klaas keek Helma aan. ‘Weet je zeker dat ik met je mee naar huis kan?’

‘Ja, ik weet het zeker. Het is niet groot, maar je kunt er nog wel bij.’

Thuis verzorgde ze eerst Trijntje en liet Klaas het appartementje zien.

‘Ik dacht dat je zei dat het een klein appartementje was, ik vind het nog redelijk groot Ik kan wel zien dat jij nog nooit in een kleine ruimte hebt gewoond.’

‘Ach ja, je hebt altijd baas boven baas, niet waar,’ en ze kwam met een fles champagne uit de keuken. ‘We hebben iets te vieren.’

Klaas haalde de envelop uit zijn binnenzak en legde hem voor zich op tafel.

‘Wil je niet lezen wat Bas te melden heeft?’

‘Ja, ik weet het niet, ik heb mijn twijfels. Ik wil hem blijven herinneren zoals ik hem heb gekend, en ik ben bang dat ik na het lezen van deze brief, een ander beeld van hem krijg. Een mens hoeft niet alles te weten over de ander.’

‘Ik begrijp het. Een deel wil antwoorden op de vragen die ik heb, maar ik weet niet of ik de waarheid op dit moment aankan. Ik wil verder met mijn leven, antwoordde Helma’

‘Dan doen we er niets mee. Misschien later. Ik heb nog steeds het gevoel dat ik droom. Gisteren om deze tijd lag ik naar het plafon in mijn cel te staren, en nu zit ik hier bij jou op de bank.’

 Vijftien jaar later

 

De jaren verstreken. De hechte band die Klaas en Helma hadden was uitgegroeid tot liefde. Op de tweede verjaardag van Trijntje waren ze getrouwd. Samen kregen ze nog een dochter die ze Heleen noemde. De ouders van Helma waren een aantal jaren geleden overleden. Van de erfenis hadden ze een boerderij met een flink stuk grond kunnen kopen. Dat stuk grond werd verpacht en van de opbrengst konden ze goed rondkomen. Daarnaast hadden ze altijd nog de opbrengst van het schip, de boetiek en het huisje wat ze indertijd hadden laten vastzetten en waar ze jaarlijks de rente van opstreken. Klaas en Helma hadden nooit de behoefte gehad om de brief van Bas te lezen. Wel besloten ze dat de tijd was gekomen om Trijntje te vertellen dat Helma niet haar biologische moeder is. Helma zag daar enorm tegenop, maar Klaas had alle vertrouwen in zijn dochters.

De beide dochters zaten aan de tafel toen Trijntje de spanning tussen beide ouders opmerken.

‘Is er iets? Jullie zijn zo stil.’

‘Ja, wij moeten jullie iets vertellen wat…,’ begon haar vader.

‘Nou, zeg het nu maar. Je kunt nu niet meer terug,’ antwoordde Trijn.

Helma en Klaas vertelden de hele gebeurtenis en keken af en toe hun dochters aan om te zien hoe ze op het nieuws reageerde.

‘Ach mam, wat maakt het uit. Je bent een fijne moeder voor mij. Daarbij komt, jij kunt me alles vertellen over mijn biologische moeder. Ik ben niet dom, ik heb altijd gevoeld dat er iets anders aan mij was. Opa zou zeggen: ‘Gedane zaken, nemen geen keer.’, antwoordde ze.

‘En jij Heleen. Heb jij er problemen mee,’ vroeg Helma.

Heleen keek haar moeder aan en trok het hoofd van haar zusje naar zich toe.

‘Zie je nou wel, dat je helemaal niet op ma lijkt. Ze is niet eens je moeder.’

Geschrokken keek Helma naar haar dochter. Heleen lachte haar toe en stoeide met haar zus.

‘Maar ik weet zeker dat jouw echte moeder net zo lief was dan de onze is,’ en ze omhelsde haar zus.

Die mooie zomeravond zaten Helma en Klaas op de veranda en keken uit over de weilanden.

Ze legde haar hoofd op zijn schouder en zei. ‘Ondanks die negatieve start van toen hebben we het toch goed samen. Ik ben opgelucht dat we de meisjes de waarheid hebben verteld. Even ben ik bang geweest dat ze anders zouden reageren.’

‘Ja, dat gevoel had ik ook heel even, maar meer bij Heleen dan bij Trijntje. Het zijn pracht meiden. Dat hebben we toch maar even gefikst. Ik ben zo terug. Nu we het toch over het verleden hebben, wil ik ook die andere kwestie oplossen.’ Hij liep naar binnen en even later kwam hij met een oud kistje terug. Helma keek hem vragend aan. ‘Weet je het zeker?’

In het oude kistje zaten oude documenten die hij in het verleden de moeite waard had gevonden om te bewaren, of nog zou moeten bewaren. Ook de brief van Bas.

‘Kijk nou eens, dat was ik helemaal vergeten. Dit is nog van één van mijn broers, die ooit eens een reisje is mee geweest. Hij was constant zeeziek en vond het maar niks. Na die reis is hij er ook mee gestopt en wilde niet eens zijn loon ontvangen. Ik heb er toen een spaarder aan toonder voor gekocht.’

Helma las de brief die erbij hoorde en zei. ‘Dat is een aardig bedragje geworden. Wat ga je ermee doen?’

Ik schrijf hem wel een briefje dat er hier wat persoonlijke dingen van hem liggen. Hier, er is ook nog een schoolrapport en wat foto’s.’

‘Laat me eens zien, hoe was hij op school,’ en ze trok het rapport uit zijn handen.

‘Ach, nieuwsgierig Aagje. Vrouwen toch,’ glimlachte hij.

Hij pakte de gesloten envelop van Bas en wachtte op Helma.

‘Ben je er klaar voor?’

Helma knikte. ‘Ja, lees maar voor.’

 

Beste Klaas en dierbare,
Voordat ik deze brief begin wil ik mijn spijt betuigen aan de dierbaarste mensen die ik ooit heb gehad. Ik zal proberen om zo goed mogelijk te vertellen wat mij is overkomen en waarom ik deze daden heb begaan.
 Ik kan niet langer meer leven met de gedachten, gevoelens en mijn daden die mij zijn overkomen en die ik heb begaan.
Ik beken hier de moorden die ik heb gepleegd. Een moord is nooit goed te keuren, maar soms heb je jezelf niet meer in de hand. Dat kan iedereen overkomen.
Waar ik mij het meest over schaam is dat ik het vertrouwen van mijn dierbaarste vriend Klaas heb beschaamd. Ik heb de waarheid achtergehouden en hem er jaren voor laten zitten.
Ik zal proberen uit te leggen hoe en waarom het zo is gelopen. Het begon als kleine jongen in de kerk, waar een kind zich veilig zou moeten voelen. Niets is minder waar. De kerk was niet veilig, niet voor mij, maar ook niet voor mijn kleine broertje. Uit ervaring weet ik dat er meerderen zijn, die angstvallig hun mond hielden en houden. Mijn broer had onze ouders erop aangesproken, maar die verstootte hem en noemde hem een fantast en een leugenaar. Zoiets zou de koster nooit doen.
Ik nam het voor mijn broertje op en ook ik kreeg toen de wind van voren en werd het huis uitgegooid. Zo ben ik bij de oude schipper en Klaas gekomen.
Op een avond, dat was de avond na de begrafenis van jouw opa Klaas, kwam ik in aanvaring met de koster. Na de zang van 5 uur wilde hij dat ik nog even bleef. Ik stribbelde tegen, maar hij bedreigde mij. Dreigde met de hel en verdoemenis. Het was mijn christenplicht om aan zijn wens tegemoet te treden. Hij zou ervoor kunnen zorgen dat ik in het gevang terecht zou komen. Wie geloofde immers zo’n snotaap als ik. Hij nam me mee naar het kamertje achterin de kerk. Daar wilde hij dat ik deed wat hij wilde. Ik bood verzet en het leek wel alsof er een bom in mijn hoofd ontplofte en ik gaf hem een harde duw. De koster viel achterover met zijn hoofd op de rand van de openhaard. Stil lag hij daar met zijn ogen open in het niets te staren. Ik begreep direct dat hij dood was. Ik heb hem naar het kerkhof gesleept. Nog weet ik niet waar ik de kracht vandaan heb gehaald. Bij het nog “open” graf van jouw opa heb ik de kist opengemaakt en de koster erin gelegd. Zand erover en dat was het. Dat dacht ik, maar zo ging het niet. Tot mijn schrik stond de pastoor achter me en vertelde dat hij alles had gezien. Ik was de wanhoop nabij, maar tot mijn verbazing vertelde hij dat hij mij niet zou verraden en samen hebben we alle bewijzen weggemoffeld. Eerst begreep ik niet waarom hij zo meegaand was, maar daar kwam ik al snel achter. Hij wist dondersgoed wat de koster uitspookte. De dorpelingen werd verteld dat de koster elders een betrekking had gevonden. Hoe hij de gemoederen zo rustig wist te houden is me nog altijd een raadsel. Mijn broer en ik werden er in ieder geval niet beter van. Nu moesten we hem bedienen in plaatst van de koster. Toen ik ouder werd, liet hij me met rust. Ik weet zeker dat hij meerdere slachtoffers heeft gemaakt.
Beste Klaas, jouw vader heeft mij al die tijd als één van zijn zoons opgevangen en jij was mijn beste vriend. Toen je vader overleed en jij hem zo graag dat zeemansgraf wilde geven, waar de pastoor zo op tegen was, is bij mij echt het licht uitgegaan. Ik was niet meer de man, die ik wilde zijn. In een gesprek heb je me gezegd dat je er alles voor over zou hebben om je vaders laatste wens in vervulling te laten gaan.
 

‘Is dat waar,’ vroeg Helma.

Hij keek van de brief op en knikte bevestigend.

 

Ik wilde je hierbij helpen en dit was een gelegenheid om mijn dankbaarheid jegens jouw vader te tonen. Ik ben naar het graf gewandeld om hem uit het graf te halen. Hoe ver kon ik immers zinken. Ooit was ik er al eens in geweest. Op dat moment stond de pastoor, net als toen bij de koster, bij het graf en vroeg wat ik daar deed. Hoe het verder is gegaan, weet ik niet zo goed meer. Voor ik er erg in had stond ik in de kerk en had ruzie met hem. Plots zag ik iemand de kerk inkomen, maar wist niet wie het was.
Ik was boos, zo boos. Alles wat ik zei, veegde hij van tafel en hij chanteerde me. Ik pakte de schop die ik nog steeds in mijn handen had en haalde uit. Raakte zijn hoofd en hoorde iets knakken. Ik ben via een raam achter de kerk weggevlucht en heb de schop ergens begraven.
Zo is het gebeurd. Het toeval wil dat jij Klaas door iedereen als de schuldige werd aangewezen en er drie jaar voor heb moeten brommen. Ik wilde de schuld wel op me nemen, maar ik weet dat ik de gevangenis nooit zou overleven. Jij bent daar veel sterker in. Klaas zal het wel redden, verloochende ik mezelf. Verraden heb ik je. Ik kan hier niet meer mee leven en daarom kies ik hiervoor. Bij mijn volgende reis zal ik midden in de nacht mijn lichaam verzwaren en in het water springen. Weet je wat het ironische van het hele verhaal is? Ik krijg wel mijn zeemansgraf.
 Nogmaals het spijt me. Ik kon niet anders. 
Bas.

 

 P.S.: Ik weet dat ik je dit niet kan vragen, maar zorg alsjeblieft dat Helma hierdoor heen komt.
 

Helma en Klaas staarden minutenlang naar de brief. Klaas vouwde de brief zorgvuldig op en stopte hem terug in het kistje.

‘Wat vind je ervan,’ vroeg Helma.

‘Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat ik blij ben dat we zolang hebben gewacht met het openen van de brief,’ antwoordde hij.

‘Waarom?’

‘We zijn nu vijftien jaar ouder. Ik denk dat we nu heel anders over hem denken dan dat we zouden doen als we hem toen geopend zouden hebben.’

‘Jij denkt dat hij iemand beschermd hè?’

‘Ja, maar dat doet er niet meer toe. Het is over en uit’

‘Weet je Klaas. Hoe gek en wrang het ook klink. Die hele geschiedenis heeft ons wel bij elkaar gebracht. Leuk was het niet, maar laten we zeggen dat het ons lot was. Of mag ik dat niet zeggen.’

‘Schat, van mij wel, maar of anderen hier begrip voor hebben, betwijfel ik. Als ik aan dat dorp denk, kruipen de koude rillingen nog over mijn rug. Mijn vader zei altijd. ‘Al denken ze dat ze hebben gewonnen, hebben ze toch verloren.’

‘Ik begrijp het,’ en legde haar hoofd terug op zijn schouder.

‘Volgens mij is daar iemand verdwaald,’ zei Helma. Die in de verte op het zandpad een camper zag staan.

‘Zo te zien is het een Amerikaan. Die zijn gewend aan het reizen in zo’n grote camper. Als hij verdwaald zou zijn komt hij heus wel deze kant op om onze hulp te vragen,’ antwoordde Klaas.

De man in de camper had de afgelopen vijftien minuten het stel op de veranda geobserveerd. Hij startte zijn motor en zijn blik viel op het oude vergeelde fotootje, dat al jaren op zijn dashboard was bevestigd. Op het prentje stonden drie mannen op een vissersschip. Achter de mannen hing het naamboordje met de naam van het schip ‘De Gebroeders’.

Einde