Een Story van de Kerstman en zijn vriend Sinterklaas

Sientje's avontuur

Sientje is een avontuurlijk meisje van 7 jaar. Haar avontuurlijke trekjes doet het hart van haar ouders van tijd tot tijd sneller slaan. Zeker als ze zich weer eens in een gevaarlijke situatie heeft gestort. 

Ook vanmorgen gebeurde dit weer. De moeder van Sientje wilde haar uit bed halen, maar ontdekte tot haar grote schrik dat haar bedje leeg was en haar ouders raakte in paniek. Waar kon ze nu toch uithangen?

In de zomermaanden zouden ze zich niet zo snel ongerust maken. Het kwam immers wel eens vaker voor dat ze vroeg in de ochtend naar buiten ging. Maar de winter is dit jaar sneller ingetreden dan voorheen en het is bar en bar koud buiten.

 

Intussen wandelt Sientje naar de rand van het bos. Even blijft ze staan en tracht tussen de bomen door te ontdekken wat er ginder in het bos te zien is. Nieuwsgierig als ze is probeert ze van alles en nog wat in het bos te bespeuren. Haar nieuwsgierigheid kent geen angst en ze wandelt dieper en dieper het bos in. Ze heeft niet door dat het pad waarop ze zich bevindt steeds smaller en smaller wordt. De spanning geeft haar een tintelend en opwindend gevoel. De koude wind snijdt dwars door haar kleding, maar ze laat zich echt niet tegenhouden door een beetje kou. Nee, ze voelt zich een ontdekkingsreiziger en ontberingen horen daar nu eenmaal bij.

Naarmate ze het smalle pad vordert gaat hij steiler omhoog en ze voelt dat het klimmen toch wel vermoeiender is dan ze had gedacht.  Ze besluit dat ze even moet rusten en neemt plaats op een enorme rots. Nu ze stil zit voelt ze de koude wind des te meer en haar lichaampje is op van vermoeidheid. Ze bewondert het uitzicht en tuurt naar de enorme bomen. Oké, het is koud, maar spijt van haar tocht. Nee, spijt heeft ze niet. Als ik nu even een klein dutje doe, dan gaat het daarna vast weer beter, denkt ze.

 

De oude man kijkt bezorgt naar de hemel en fluistert: ‘De winter is dit jaar wel heel vroeg ingevallen.’

Hij staart de vallei in en ziet een grijze nevel die het dorp, dat zich in de vallei bevindt, als een deken toedekt. Hij kan zich nauwelijks herinneren wanneer het voor het laatst was dat hij zo’n dikke laag nevel heeft gezien. Ik moet maar snel teruggaan naar mijn warme hut, denkt hij en kijkt opnieuw bezorgt naar de lucht. Op de terugweg naar zijn huisje ziet hij een klein hoopje liggen en vraagt zich af wat dat zou kunnen zijn. De schrik is groot als hij ontdekt dat het hoopje een klein meisje blijkt te zijn.

‘Zeg jonge dame, wat doe jij hier. Straks vries je nog dood. Het is veel te gevaarlijk om hier te gaan uitrusten,’ zegt hij.

Sientje kijkt hem slaperig aan en mommelt: ‘Ga weg. Ik mag niet met vreemde mensen meegaan.’

De vermoeidheid en de kou hebben haar in hun greep en ze valt direct weer vermoeid in slaap. De oude man pakt haar op en klimt verder de berg op.

 

In het dorp vluchten de mensen door de koude wind hun huis in en de winkels besluiten om eerder dicht te gaan. Geen mens waagt zich bij deze abnormale temperaturen buitenshuis. Sientjes moeder staat voor het raam en maakt zich erg veel zorgen om haar dochtertje. Haar man staat achter haar en slaat zijn armen rond haar middel en kust haar liefdevol. Ook hij piekert zich suf en begrijpt dat hun dochtertje het bij deze weersomstandigheden zeker niet zal overleven.

 

Onderwijl klimt de oude man nog steeds met Sientje de berg op en met moeite komt hij bij zijn huisje aan. Het huisje is gemaakt van een stel enorme boomstammen, die hij samen met zijn vriend heeft bewerkt tot het knuste huisje dat hij ooit heeft bewoond. Hij vertoeft hier graag en de openhaard doet het erg goed. Al vroeg in de herfst begint hij met het sprokkelen van hout dat hem in de winter warm houdt.

Binnen legt hij Sientje op een bed en dekt haar zorgvuldig toe met een berenvel. Dan haalt hij zoveel mogelijk hout naar binnen om de hut flink warm te stoken, zodat het meisje hopelijk snel weer opknapt.

Langzaam komt Sientje weer bij zinnen en opent haar ogen. De oude man verwelkomt haar met een kop warme soep.

‘Waar ben ik,’ vraagt ze?

De oude man kijkt haar vriendelijk aan en gaat op de rand van het bed zitten. Sientje kijkt hem argwanend aan. Ze kent de oude man niet en haar instinct zegt dat ze moet oppassen. Haar gedachten gaan terug naar de verhalen die in het dorp de ronde gaan over een vreemde man die boven in de bergen woont.

Angstig kijkt ze hem aan. Hij is groot en heeft een zilvergrijze baard. Wat moet die man van mij, vraagt ze zich af?

 

In het dorp is inmiddels bekend dat Sientje is verdwenen en de paden worden zo goed als het kan sneeuwvrij gemaakt om het zoeken enigszins gemakkelijker te maken. Maar waar ze ook zoeken Sientje is niet te vinden. Sientjes vader, die bakker is, stookt het vuur van de ovens flink op en bakt zoveel mogelijk verse broodjes, krentenbollen en andere lekkernijen. Zo kunnen de dorpelingen na het harde werken en zoeken in de sneeuw zich in de winkel komen opwarmen.

Moeder maakt heerlijke chocolademelk en iedereen krijgt er een extra koekje bij.

Het dorp is maar via één brede weg te bereiken. De bergen eromheen zijn zo onherbergzaam dat niemand het aandurft om deze te beklimmen. Zelfs bergbeklimmers zien er geen heil in om aan die tocht te beginnen. Door de dichte begroeiing is het vrijwel onmogelijk om naar boven te klimmen. Je moet er wel heel goed de weg kennen om er niet in te verdwalen. Nee, daar hebben ze niets te zoeken. Dus voor zo’n klein meisje is het al helemaal onmogelijk om in deze omstandigheden om hoog te klimmen, vinden ze.

Toen Sientje en haar ouders in het dorp kwamen wonen werden ze warm onthaald en het buurthuis bood hen direct onderdak aan. Ze werden al snel een volwaardig lid van de gemeenschap. Een gemeenschap waar iedereen gelijk is en ruzies altijd in goede harmonie worden beslecht. Eens hadden ze het idee dat iemand enorme veranderingen wilde doorvoeren. Een man bezocht het dorp en hij meende dat hij met de beste bedoeling kwam. Maar daar dacht de gemeenschap toch anders over.

In het hele dorp is geen mobiel, computer, tablet of enig ander digitaal apparaat te vinden, dat met de buitenwereld kan communiceren. Ze bezitten de benodigde leerboeken waar de kinderen uit kunnen leren. De kinderen in het dorp worden onderwezen door de volwassenen. Zij leren de kinderen wat zij nodig hebben in het leven. Jongens en meisjes leren hetzelfde. Voedsel verbouwen, koken, kleding maken of herstellen. Ook het onderhoud van de woningen of een woning bouwen wordt hen geleerd. Kortom alles wat hij of zij nodig heeft om gelukkig te zijn. Op deze manier leeft men er al jaren en ze zijn er erg tevreden. Een enkeling volgt een opleiding in de grote stad, maar de meeste komen daarna weer terug naar het dorp. Iemands van buitenaf, die hun levenswijze niet accepteert zal dan ook niet worden opgenomen in de gemeenschap. Nu Sientje is verdwenen is zij het gesprek van de dag en met zijn allen proberen ze haar ouders zoveel mogelijk te steunen. Ze beseffen heel goed dat als Sientje de bergen is ingegaan, ze dit onmogelijk zou kunnen overleven.

 

Sientje herstelt snel en de oude man verzorgt haar zo goed als hij kan. Hij weet dat haar ouders ongerust zullen zijn, maar in deze kou is het voor hem niet mogelijk om haar terug te brengen. Hij hoopt maar dat het dorp hem niet opnieuw verkeerd begrijpt en veroordeeld.

Sientje geniet van een goede maaltijd en tuurt bewonderend naar buiten. Er komt een glimlach op haar gezichtje en ze drukt haar neusje tegen het raam. Fluisterend zegt ze: ‘Wauw, wat een mooi uitzicht heeft u. Ik weet niet eens hoe u heet. Hoe heet u eigenlijk meneer met die mooie baard?’

‘Mijn naam is Kerstman,’ antwoordt hij.

‘Kerstman?’

‘Ja schat, Kerstman. Niet goed?’

‘Ja hoor…, maar wel een vreemde naam. Nee, toch niet. Ik vind Kerstman wel een leuke naam,’ mummelt ze.

Sientje's-avontuur

Kerstman gooit haar een warme deken toe en zegt dat ze even naar buiten gaan. Buiten nemen ze plaats op het bankje dat over de vallei heen kijkt. Sientje ziet dat haar dorp is ondergedompeld onder een dikke deken van sneeuw. Alleen de vlag van het huis van de burgemeester is zichtbaar, maar dat komt omdat hij in het grootste het hoogste huis woont. Als de burgemeester thuis is kan je dat zien aan de vlag. Nu is hij dus thuis, denkt Sientje.

Kerstman heeft een heerlijk mok met warme chocolademelk voor hen beide gemaakt en samen genieten ze van het uitzicht.

‘Toch blijf ik Kerstman een rare naam vinden. Hij is wel leuk hoor, daar niet van, maar toch vreemd,’ oppert Sientje bedenkelijk. ‘Waarom woont u hier en waarom bent u uit het dorp verbannen. Mij lijkt u een betrouwbare vriend. Aardig…, grappig… Wat kan u ze hebben misdaan?’

‘Tja, daar ben ik na al die jaren dat ik hier kom, nooit achter gekomen. Ik zal het je proberen uit te leggen. Misschien begrijp je dan mijn kant van het verhaal,’ antwoordt Kerstman.

‘Heel wat jaren geleden, jij was nog lang niet geboren, kwam ik op aandringen van iemand buiten de vallei hier terecht. Het was niet zo makkelijk om hier met mijn arrenslee en mijn rendieren te komen.’

‘Arrenslee, wat is dat. Nooit van gehoord. Bent u bij ons in het dorp geweest,’ onderbreekt Sientje vragend.

‘Tja, wat ik je nu ga vertellen, is al helemaal niet te geloven. Ik vraag mij af of ik het je wel moet vertellen.’

‘Als u denkt dat het mij kwaad doet, dan moet u het niet doen, maar wat heeft u te verliezen. Ach alstublieft, ga verder met u verhaal,’ onderbreekt Sientje hem weer.

Kerstman kijkt haar vertederend aan. Dat kleintje heeft een willetje waar je maar moeilijk nee tegen kunt zeggen, denkt hij. Hij besluit om zijn verhaal te vertellen. Wat heeft hij te verliezen, daarbij komt dat hij zich van geen kwaad bewust is.  

‘Weet je,’ gaat Kerstman verder. ‘Dat was de grootste fout in mijn leven. Ik wilde de kinderen een cadeau brengen omdat ik er zeker van was dat zij die best wel konden gebruiken. In eerste instantie werd ik met open armen ontvangen, maar toen ik de cadeaus wilde uitdelen werd dat mij direct verboden. De ouders vonden dat de kinderen die niet nodig hadden.’

‘Oh, wat zijn cadeaus. Zijn ze gevaarlijk,’ vraagt Sientje?

Kerstman begrijpt dat hij moet uitkijken en haar niet te veel moet vertellen. Dat zou niet goed voor haar zijn. Met zijn verhaal zou het zo maar kunnen dat de levensvisies, die in haar dorp gelden verkeerd zouden kunnen worden uitgelegd. Moeizaam gaat hij verder: ‘Tja, dat is eigenlijk in jullie dorp niet zo belangrijk, dat is wat ik inmiddels wel heb begrepen. Ik heb er samen met mijn goede vriend Sinterklaas uren en dagen over gesproken.’

‘Sinterklaas. Wie is Sinterklaas, heeft hij ook wel eens met ons dorp te maken gehad,’ vraagt Sientje.

‘Hij heeft net zo weinig met jouw dorp te maken dan ik. Ook hij deelt, net als ik, altijd cadeautjes uit aan kinderen. Hij doet dat voornamelijk in Nederland, België en Suriname.’

Kerstman ziet dat Sientje hem niet begrijpend zit aan te kijken. Blijkbaar weet ze niet waar hij het over heeft. ‘Een cadeau is iets dat je geeft als er een feest is. Begrijp je me nu,’ vraagt Kerstman?

Bedenkelijk wrijft ze met haar hand langs haar kin en kijkt hem glimlachend aan en zegt dan iets wat hij niet had verwacht.

‘Als ik u was, zou ik maar uit ons dorp wegblijven. Wij hebben hier iedere dag feest. Jeetje wat zullen we, als u zou komen, een berg troep verzamelen in ons dorp. Dat moet ook nog allemaal worden opgeruimd,’ zegt ze en kijkt hem hierbij triomfantelijk aan. ‘En hoe zit dat met Sinterklaas. Heeft hij ook problemen?’

‘Jij kleine wijsneus, maar nu je het zegt. Je hebt het bij het goede eind. In Nederland heeft Sinterklaas het ook moeilijk. Sinterklaas heeft te horen gekregen dat zijn zwarte pieten niet meer welkom zijn omdat ze zwart zijn. Ze wassen zich te weinig.’

‘Oh jéé, dat is heel erg. Dat komt in ons dorp echt niet voor en toen,’ vraagt Sientje?

‘Tja, hij moest de mensen gelijk geven en heeft de pieten bevolen om zich na het werk te gaan wassen. Weet je, het zit zo…, de Pieten brengen de cadeaus bij de kinderen thuis en dat doen ze door de schoorsteen. En je weet daar word je zo zwart als roet van. Natuurlijk protesteerde de Pieten, maar uiteindelijk begrepen ze het wel. Ze gingen inderdaad na het werk in bad, maar sommige krijgen dat roet niet meer van hun gezicht. Er blijven nog steeds vegen op hun gezicht zichtbaar. Sinterklaas is erg tevreden met deze ontwikkeling. Die roetvegen vindt hij niet erg en daarbij komt, ze ruiken tegenwoordig heerlijk en stinken gelukkig niet meer zo naar de rook.’

‘Dat was een juiste beslissing van uw vriend,’ antwoordt Sientje. ‘Al vind ik dat gedoe met die schoorsteen ook stom. Kom gewoon door de voordeur!’

Kerstman kijkt de wijsneus glimlachend aan en zijn blik glijdt naar de vallei. ‘Zo schat, kijk eens naar je dorp. Ik denk dat het tijd wordt om weer naar je ouders te gaan.’

‘Brengt u mij,’ fluistert ze.

‘Nee schat, dat zal niet verstandig zijn. Ik breng je zover totdat je de weg weer zelf terug kunt vinden.’

Kerstman heeft inmiddels begrepen dat de kinderen uit de vallei het best zonder hem en zijn vriend Sinterklaas kunnen. Zij hebben niets meer toe te voegen aan het geluk van deze kinderen.

Sientje is een beetje teleurgesteld, maar als ze hem vertelt dat ze in het dorp heel erg gelukkig zijn, begrijpt ze toch een beetje wat Kerstman en Sinterklaas doen. Er zijn kinderen die niet zoveel geluk hebben dan bij ons in het dorp, denkt ze.

‘Mag ik u zo nu en dan hier komen opzoeken,’ vraagt ze?

‘Dat mag, maar ik kan je niet beloven dat ik hier dan hier zal zijn. Ik heb het heel druk met de andere kinderen, die mij wel nodig hebben. Ik ben blij dat jullie in jouw dorp in harmonie samen kunnen leven. Ga maar gauw naar je ouders, die zullen enorm blij zijn dat je er weer bent’

Ze nemen innig afscheid en dan volgt Sientje het pad naar het dorp.

Huppelend wandelt ze het dorp in. Ze klimt op de fontein en hoopt dat ze vandaaruit de hut van Kerstman kan zien. Tot haar grote vreugde ziet ze hem naar haar zwaaien, om vervolgens in de nevel optelossen.

 

Sientje woont nog steeds in de vallei en is gelukkig. Nog éénmaal is ze op avontuur gegaan op zoek naar de hut, maar toen ze daar aankwam was de hut er niet meer.

 

Na zijn ontmoeting met Sientje laat de Kerstman het dorp in zijn eigen waarde. Een waarde waar zij zelf voor hebben gekozen. Wat de moraal van dit verhaal is zullen veel mensen zelf moeten bedenken.

 

 

Einde.