Komt Sinterklaas nog?

Brummel is ontzettend druk. Hij loopt maar heen en weer door de woonboot en kan niet wachten om samen met Elsje naar de optocht van Sinterklaas te gaan kijken. Hij loopt zowat alles omver en struikelt over de benen van zijn oom.

‘Zeg bruin oor, wil jij weleens rustig aan doen. Voor je het weet lig je met een gebroken been in het ziekenhuis,’ bromt oom.

‘Wel nee oom, ik kijk heus wel uit hoor. Kijk eens hoe lenig ik over alles heen kan springen,’ en zonder erbij na te denken springt hij over de tafel. Maakt wel drie koprollen en belandt netjes op zijn pootjes. ‘Zie je wel oom.’

Maar voor oom kan antwoorden wordt de deur geopend en klapt tegen de neus van Brummel aan. Brummel schreeuwt het uit van de pijn en grijpt naar zijn neus.

Elsje die de deur openende, staat er beteuterd bij. Ze ziet Brummel naar zijn neus grijpen en het bloed sijpelt tussen zijn pootjes door op de grond.

Oom staat op en loopt naar de krijsende Brummel.

‘Oké Brummel, hier is een zakdoek. Adem door je mond en buig voorover. Snuit nu je neus,’ zegt oom.

Brummel grijpt naar de zakdoek en buigt voorover.  

‘Zo, rustig ademhalen. Nu knijp ik zachtjes je neusvleugeltjes dicht. Niet bang zijn, het bloeden, zal zo wel stoppen.’

Brummel volgt gehoorzaam de bevelen op en het bloeden is inderdaad snel gestopt.

‘Bedankt Elsje,’ snauwt Brummel haar toe. ‘Kan je niet uitkijken.’

‘Elsje kan er niets aan doen. Ik had je nog zo gewaarschuwd, maar je wilde stoer zijn en je luisterde voor geen meter. Het is je eigen schuld. Wie niet luisteren wil, moet maar voelen,’ verdedigt oom Elsje.

Elsje neemt Brummel op haar schoot. ‘Heb ik je erg veel pijn gedaan?’

‘Valt wel mee, oom heeft gelijk. Het is mijn eigen schuld. Ik zal voortaan beter uitkijken, maar ik mag toch nog wel mee naar het Sinterklaasfeest?’

‘Trek je jas maar aan, het is behoorlijk koud buiten. Er staan al heel wat mensen te wachten bij het kinderziekenhuis,’ zegt Elsje.

Waarom het ziekenhuis,’ wil Brummel weten?

‘Sinterklaas gaat samen met zijn pieten de zieke kinderen leuke cadeautjes brengen,’ vertelt Elsje hem.

‘Nou dat wordt wat. Dan zijn al die pakjes hartstikke vies,’ giert Brummel het uit van de pret.

Elsje en oom kijken elkaar aan. Ze hebben niet één, twee, drie door wat Brummel bedoelt.

Brummel kijkt ze beiden vragend aan en vraagt. ‘Ja, zo is het toch?’

‘Dat wel natuurlijk,’ zegt Elsje, die eigenlijk niet weet wat ze hierop moet antwoorden. ‘Kom nou maar,’ en ze helpt hem bij het aantrekken van zijn jas.

Buiten is het guur, maar de vacht van Brummel beschermt hem tegen de kou. Eigenlijk heeft hij die jas niet eens nodig, maar zo valt hij minder op.

Het is best wel een beetje warm in die jas, maar gelukkig heb ik geen das om. Zo koud is het nou ook weer niet, denkt hij.

Elsje neemt zijn pootje in de hare en samen wandelen ze gezellig naar het ziekenhuis. Als ze bij het ziekenhuis aankomen, staat er niemand. Elsje begrijpt er niets van.

‘Hoe kan dat nou, een half uurtje geleden was het hier nog behoorlijk druk. Zou de optocht al voorbij zijn of…’ smoezelt ze.

‘Je gaat me toch niet vertellen dat je je in de datum hebt vergist hè,’ bromt Brummel.

‘Nee, ik weet zeker dat het vandaag is, maar nu ga ik toch twijfelen.’

Verderop zien ze een moeder met haar kinderen hun kant op komen.

‘Het is wat, Sinterklaas komt niet. Waar zijn ze toch mee bezig, waarom vertellen ze ons dit op het allerlaatste moment. Ik heb van mijn leven nog nooit zoveel troosteloze kinderen gezien.’

Brummel ziet een meisje hartverscheurend huilen en Elsje, die hem op haar arm heeft genomen, maant hem om zich rustig te houden.

‘Maar wat is er dan gebeurd. Waarom komt hij niet,’ vraagt Elsje.

‘Ze hebben besloten om de optocht te verbieden. Het is verschrikkelijk,’ en ze wandelt verder met het huilende meisje naast haar.

Brummel springt uit de armen van Elsje en kijkt haar vragend aan.

‘Geen Sinterklaas optocht meer,’ en beteuterd kijkt hij in de richting van het ziekenhuis.

‘Het schijnt zo, maar dat is verschrikkelijk voor al die zieke kinderen in het ziekenhuis. Kom Brummel we gaan kijken wat ervan waar is.’

De portier bevestigt het verhaal. Als Elsje vraagt of de kinderen er al vanaf weten, vertelt de portier dat nog niemand hen ervan op de hoogte heeft gebracht.

‘Niemand wil het ze vertellen, maar ze moeten het toch weten. We zijn allemaal van slag. De kinderen zitten in de grote zaal rondom de stoel van Sinterklaas, maar hoe vertel je hun dat hij niet komt. Het is echt verschrikkelijk,’ en hoofdschuddend kijkt hij Elsje aan.

Brummel voelt zijn ogen branden en al snel lopen de tranen over zijn wangen. Met de mouw van zijn wollen jasje droogt hij zijn wangen.

Elsje wandelt de gang in en Brummel volgt haar op de voet. Verbaast kijkt de portier haar na.

Zie ik het goed. Loopt die beer achter dat meisje aan, denkt hij? Die hele toestand heeft me wel erg aangegrepen, ik ben toe aan een sterke kop koffie. Het is vast en zeker een beer die op batterijen loopt. Dat speelgoed van tegenwoordig is bijna niet van echt te onderscheiden, denkt hij.

Elsje komt bij de grote zaal. Samen met Brummel kijken ze om een hoekje. Ze zien dat de kinderen inderdaad geduldig op de Sint en zijn pieten zitten te wachten. Eigenlijk mogen ze hier helemaal niet zijn, maar iedereen is zo van streek dat ze niet eens doorhebben dat Elsje en haar beer van buitenaf komen. ‘Het is echt zielig Brummel. Dit wordt een ramp.’

Ze gaat op één van de stoelen zitten. Brummel klimt op haar schoot en vraagt wat er aan de hand is.

Ze probeert hem in het kort te vertellen dat er mensen zijn die het Sinterklaasfeest willen verbieden omdat de zwarte pieten ze doen herinneren aan een hele nare periode uit het verleden.

‘Nou en, ik ben toch ook bruin van kleur en ik wil Sinterklaas niet missen. Dat vind ik gemeen. Zo maken ze een heleboel kinderen ongelukkig.’

‘Ik weet het Brummel. Je hebt gelijk, maar er zijn nu eenmaal mensen die nog heel veel verdriet hebben om wat er in het verleden is gebeurd. Het is best moeilijk om dit probleem op te lossen, ook al is het gewoon een kinderfeest,’ antwoordt Elsje.

Er komt een lichte grijns op het snoetje van Brummel en hij kijkt Elsje grijnzend aan.

‘Misschien heb ik de oplossing,’ en fluistert zijn plan in haar oor.

‘We kunnen het proberen. Het is een goed plan, maar dan moet het personeel natuurlijk meewerken. Hoe kom je erop. Ik zou dit nooit kunnen bedenken.’

‘Dat komt vast omdat ik bruin ben,’ giechelt hij. ‘Je moet je ogen de kost geven, let maar op.’

‘Wat valt er hier te lachen,’ horen ze plots een stem vragen.

Ze kijken van schrik op. Ze hadden de man niet horen aankomen.

‘Sluip u altijd zo rond,’ vraagt Brummel?

De man moet even van zijn verbazing bekomen. Zegt die beer iets tegen mij.

‘Dit is Brummel de beer,’ Zegt Elsje. ‘Tja, het is vreemd. Ik moest er ook aan wennen, maar hij kan net als wij praten.’

Ze staat op en stelt zich aan de man voor. Hij is groot en heeft een mooi donkerglanzende bruine huid. Zijn tanden schitterde in het licht, zo wit zijn ze.

‘Oké, was zijn antwoord. ‘Maar waarom sluipen jullie hier zo rond. Jullie begrijpen toch wel dat jullie hier niet mogen zijn. Wat valt er hier te lachen Het is beschamend wat de kinderen overkomt.’

Brummel buigt zijn hoofd en Elsje legt de man uit dat Brummel iets heeft bedacht en legt hem het plan voor.

Hij neemt haar beide handjes in zijn stevige knuisten en met een vriendelijke glimlach bedankt hij ook Brummel.

‘We moeten het wel even aan de directeur vragen, maar dat is niet zo moeilijk, want ik ben de directeur,’ schatert hij.

‘Oh, mag u dan wel overal om lachen,’ bromt Brummel.

‘Je hebt gelijk, maar jij hebt zo’n koel plan. Ik hoop dat het lukt.’

Het personeel komt op het gelach af en vragen wat er aan de hand is. Zij willen van de directeur weten wanneer hij de kinderen gaat vertellen dat Sinterklaas en zijn pieten niet komen.

‘Hou de kinderen nog maar even bezig. Ik heb een paar mensen nodig. Jij, en jij, ja ook jij, jullie gaan even met mij mee en zuster, u zorgt dat de cadeautjes klaar staan om uit te delen.’

Elsje neemt Brummel op. Hij heeft intussen geleerd wanneer hij zijn mond moet houden, ook al lukt het hem niet altijd.

Hij trekt aan Elsjes haar en fluistert in haar oor of ze er wel voor wil zorgen dat hij niet voor een cadeautje wordt aangezien.

Elsje plaagt hem en grinnikt dat het misschien niet eens zo gek plan is. Dan ben ik eindelijk van je verlost. Grapje. Komt voor de bakker, lacht ze hem uit.

‘Loop maar met me mee,’ zegt de directeur.

Aan het eind van de gang komen ze in een grote ruimte waar de andere al bezig zijn om zich om te kleden. Ook de directeur begint zich snel om te kleden.

‘En…, hoe zie ik eruit,’ vraagt de directeur.

Verbaast kijken ze hem aan. Het is wel een beetje vreemd om een bruine Sinterklaas te zien.

‘Ach, moet kunnen,’ zeg één van de vrouwen. Ik ga me nu zwart schminken. Hartstikke leuk, ik mag voor zwarte piet spelen.’

‘Ho ho even,’ zeg de directeur. ‘Dat is helemaal niet nodig. Ik ben Sinterklaas en jullie zijn mijn witte knechten.

Oh, ook goed. Niets mis mee, roepen de witte pieten.

Het gaat ten slotte om de kinderen. Of Sinterklaas en zijn knechten nou zwart, geel, paars, blank of bruin zijn. We willen gelukkige kindergezichtjes zien.

In de zaal is het gezellig. De kinderen zingen uit volle borst ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht.’

Brummel moet giechelen omdat Sinterklaasje wel heel groot is. Maar de kinderen hebben veel lol.  En zonder enige moeite nemen ze, als hun naam wordt afgeroepen naast Sinterklaas plaats.

De kinderen die niet uit hun bedje kunnen worden persoonlijk door Sinterklaas begroet.

De cadeautjes worden uitgedeeld. Ook Brummel helpt bij het uitdelen, maar daar let niemand op.

Snel pakken ze hun pakje uit en met glunderende oogjes van geluk bekijken ze het cadeau.

Sinterklaas wordt uitgezwaaid en ze kunnen met zijn allen terugkijken op een geslaagd Sinterklaasfeest.

Elsje en de anderen vinden dat Brummel een onwijs goed plan had bedacht. Uiteindelijk heeft een beer ze moeten vertellen dat het niets uitmaakte of Sinterklaas nu zwart of blank is. Wat voor kleur Sinterklaas en zijn knechten ook hebben, zij zijn allen een kindervriend.

De directeur heeft zich inmiddels alweer omgekleed en op de gang kijkt hij tevreden naar de kinderen die naar de ziekenzaal worden teruggebracht.

Een klein meisje met blond krullend haar kijkt hem met haar heldere blauwe ogen aan. Ze trek aan zijn spierwitte jas en fluistert.

‘Ik weet het zeker, u bent Sinterklaas. Bedankt voor het mooie cadeau,’ en blij steek ze de bruingekleurde pop omhoog. ‘Dit is mijn nieuwe vriendin, mooi hè?’

 

Einde