Brummel heeft Heimwee

Buiten is het koud en guur. De thermometer staat ver onder de nul en met de regelmaat van de klok slaat het water tegen de woonboot aan. Het zal niet lang meer duren voordat het water zal veranderen in ijs, zo koud is het.

Door al dat geklotst van het water kan Brummel maar niet inslaap komen en hij gaat op zijn knietjes voor het patrijspoortje zitten. Met zijn zakdoek wrijft hij het raampje van het patrijspoortje droog. Brummel staart naar de volle maan, die hoog aan de hemel staat en zijn gedachten voeren hem weg naar zijn papa. Misschien kijkt hij op dit moment ook wel naar de maan en mist hij mij net zoveel als ik hem, denkt hij verdrietig en fluistert: ‘Ik wil terug naar ons boomhuis. Ik mis niet alleen papa, maar ook mijn andere vriendjes.’

Zijn gedachten dwalen af naar Mieke, het konijn. Zij woont onder het boomhuis, dat hij samen met papa heeft gebouwd.

Brummel moest verhuizen, omdat papa een baan als kapitein van een enorme grote boot had aanvaard. Natuurlijk was Brummel blij geweest voor hem, maar dat betekende wel dat hij niet meer elke dag bij hem kon zijn en dat deed best wel een beetje pijn in zijn buik.

Brummel is een kleine bruine beer en woont al zolang hij het zich kan herinneren bij papa. Natuurlijk wonen alle kleine beren bij hun papa, maar voor Brummel is dat niet zo natuurlijk. Zijn papa is namelijk geen beer, maar een mens. Hoe hij ooit bij hem is komen wonen, dat is Brummel allang vergeten. Voor hem is papa, gewoon zijn papa. De allerliefst van de hele wereld. Samen hebben ze altijd veel plezier en nu hij weg is mist hij niet alleen zijn knuffels, maar ook de leuke grappen die ze samen uithaalden. Oh, wat was hij boos geweest. Stampvoetend had hij geschreeuwd dat hij mee wilde. Papa had hem alleen maar aangekeken en geduldig gewacht totdat hij was uitgeraasd. Toen had hij hem op zijn schoot genomen en hem troostend toegesproken.

‘Lieverd, hoe graag ik je ook zou willen nemen, dat zal helaas niet kunnen. Ik kan daar echt niet voor je zorgen. Er zal geen tijd zijn om samen iets leuks te ondernemen. Ik breng je naar oom. Daar zal je het goed hebben en oom heeft beloofd dat hij goed voor je zal zorgen. Je vond het daar toch altijd fijn als we bij hem op bezoek waren. Ben je vergeten dat hij altijd spelletjes met je deed. En daarbij komt, hij is de enige die weet dat jij een hele speciale beer bent.’

Toen brak de dag aan dat papa hem bij oom bracht. Mokkend had hij op de bank gezeten en papa boos had aangekeken, maar het had niets geholpen.

 

‘Brummel, kan je niet slapen?’ vraagt oom.

‘Nee oom, ik heb heimwee.’

Oom pakt hem op en zet hem op het stoeltje dat hij speciaal voor Brummel had gemaakt. Hij krabt Brummel achter zijn oor en zegt ‘Dat begrijp ik best, maar jouw papa kon je echt niet meenemen.’

‘Weet je oom, eigenlijk weet ik dat wel. Maar ik mis hem zo.’

Oom knikt, aait hem over zijn bolletje en antwoordt: ‘Ik heb jouw papa vanmiddag nog gesproken en hij was ook erg verdrietig. Hij vertelde me dat hij het liefste bij jou zou willen zijn. Maar ja, je weet toch dat grote mensen centjes moeten verdienen om te kunnen wonen, te eten en leuke dingen te kunnen doen. Zodra hij van zijn reis terug is, komt hij direct naar hier om je op te zoeken,’ en met het topje van zijn vinger tikt hij tegen het zwartglanzende neusje van Brummel. ‘Kom maar, ik stop je weer lekker onder de wol. Probeer wat te slapen en blijf maar diep onder je dekentje liggen, want het is buiten erg koud. Ik denk zelfs dat het niet lang meer zal duren voordat het meer is dicht gevroren.’

Brummel spitst zijn oren en hij hoort inderdaad het geklotst van het water al minder hard tegen de woonboot aanslaan.

‘Oom, als het meer is dichtgevroren, kan jij mij leren schaatsen?’

‘Natuurlijk Brummel, maar dan moet het ijs wel eerst sterk genoeg zijn. Zie je wel dat je het hier nog leuk gaat vinden,’ zegt hij glimlachend. ‘Luister, morgenochtend moet ik vroeg op, want ook hier moeten er centjes worden verdiend omdat ook wij moeten eten.’

‘Ja, lekker. Boterhammetjes met heel veel honing,’ roept Brummel.

‘Precies, ik zet de honing en de boterhammetjes voor je klaar. Als ik thuiskom, dan gaan we iets leuks doen. Probeer nu wat te slapen. Of zal ik nog een glas warme melk met honig voor je maken?

Brummel knikt en hij voelt zich alweer een stuk beter. Oom is best lief, maar dat wist hij natuurlijk al lang en zijn warme stem zorgt ervoor dat hij zich thuis voelt.

Oom komt terug met een beker warme melk met honing en Brummel drinkt hem gretig leeg.

‘Je kunt je hier in de woonboot vrij bewegen, want er woont verder niemand anders in deze omgeving. Echt je zal het hier best leuk vinden, maar nu ga je eerst wat uitrusten.  Want al slaapt men niet dan rust men toch. Dat zei mijn opa vroeger altijd.’

Brummel laat zich lekker instoppen, sluit zijn zwarte kraaloogjes en al snel droomt hij over Mieke het Konijn.

 

De volgende ochtend, wordt Brummel al vroeg wakker en rekt zich eens lekker uit. Hij voelt zich zo fit als een hoentje. Voordat hij uit zijn bed stapt kijkt hij door de patrijspoort en ziet dat er sneeuw op het meer ligt. De ochtendzon laat de sneeuw schitteren en het lijken net kristalletjes die met de zon spelen.

‘Jippie, er ligt sneeuw,’ roept hij blij. Springt zijn bedje uit en rent naar de voordeur. Als hij de deur opent ziet hij tot zijn schrik dat er voetafdrukken in de sneeuw staan. Angstig staart hij  er naar, maar bedenkt zich dan dat het natuurlijk de voetafdrukken van oom moeten zijn en hij slaakt een zucht van verlichting.

Brummel loopt terug naar de keuken waar oom, voordat hij naar zijn werk ging, enkele boterhammetjes met honing voor hem heeft klaargezet. Tevreden eet hij zijn bammetje op en wacht geduldig tot oom weer thuiskomt.

 

Einde