De Hond en het Konijn

Vrolijk huppelde Trudy aan de hand van mama op weg naar de boer. De boer verkoopt jonge konijntjes en mama had beloofd dat zij er één voor haar zou kopen.

‘Mam, ik wil een bruin konijn, of nee toch maar een zwarte. Weet je een witte met zwarte vlekken zou ook wel leuk zijn,’ zegt ze opgetogen.

Tuut….., tuut…., claxonneert een passerende auto en Trudy spring van schrik opzij. Boos maakt ze een vuistje en zwaait ermee in de lucht.

‘Dat was buurman Gert, die naar je claxonneerde,’ zegt moeder.

‘Oh,’ is het enige antwoordt dat Trudy haar geeft en ze huppelt weer verder door het gras in de berm. Eindelijk is het zover, ze krijgt een konijntje en oh, wat had ze er lang om gezeurd.

‘Mam, zou papa het hok al hebben gekocht. Mag het konijn anders zolang bij ons binnen wonen? Als hij nog niet in zijn hokje kan wordt hij misschien ziek. Stel je voor dat het gaat regenen.’

‘Ja lieverd, als we thuiskomen heeft papa het hok al gekocht. Laten we niet vergeten bij de boer ook nog wat stro voor het hok mee te nemen.’

‘Nee man, dat moeten we zeker niet vergeten. Ik zal het goed onthouden. Weet je, nu weet ik nog niet wat voor kleur het konijn moet hebben. Als we straks bij de boer zijn, zal ik het dan wel weten?’

‘Natuurlijk lieverd, we vinden vast een mooi en lief konijntje. Nu moeten we even goed opletten, want we moeten oversteken.’

‘Ja mam. We moeten eerst naar links kijken, dan naar rechts en dan weer naar links. Er komt niets aan, dus we kunnen rustig over steken!’

Bij het hek van de boer kruipt Trudy tussen de spijlen door en rent op het huis af. De boerin staat in de keuken te koken en Trudie vraagt haar of zij weet waar de konijnen zijn.

‘Ja schat, om de hoek. Er wordt al op je gewacht, ga maar gauw,’ antwoordt de boerin.

Blij huppelt Trudy naar de enorme grote deur. Ze schuift de deur voorzichtig open en haar mond valt open van verbazing. Achter die enorme deur bevindt zich een ruimte, die zo groot is als wel tien voetbalvelden samen.

Voorzichtig loopt ze langs de stallen, waar de koeien haar nieuwsgierig nakijken. ‘Mam, ik wist niet dat konijnen zo groot konden worden. Papa zal toch wel een hok kopen dat groot genoeg is?’

‘Maar kindje, dat zijn koeien. De konijnen staan helemaal achter in de schuur,’ antwoordt moeder lachend.

‘Dat weet ik heus wel. Ik wilde even checken, of jij het ook wist mam. Geintje!’

Achter in de schuur staan de konijnenhokken naast elkaar opgestapeld. Een jonge man in een blauwe overall zit op zijn hurken en voert de konijnen. Als hij Trudy ziet aankomen stopt hij met voeren en vraagt of zij Trudy is. Trudy knikt en zegt: ‘Ja en ik wil een mooi konijn en het moet ook gezond zijn en heeeeel lief. Oh, wat zijn het er veel. Hoe moet ik nu weten welke ik zou moeten kiezen?’

De jonge man glimlacht haar toe en zegt haar dat ze rustig in het rond kan kijken en als ze er één gevonden heeft kan ze hem roepen. Trudy hoort hem niet eens meer en loopt langs de konijnen. Ze ziet konijnen met hangoren, staande oren, een grote dikke Vlaamse reus, één met bruine en één met zwarte vlekken. Ze ziet zelfs een spierwit konijn met rode oogjes. Plots blijft ze staan. Voor het gaas zit een klein konijntje, die haar met een schuin kopje aankijkt. Dan gaat hij tegen het gaas aanstaan en als Trudy haar vinger door het gaas steekt, drukt hij zijn neusje ertegenaan.

Dan draait hij zich plots om en draait rondjes in zijn hok. Het lijkt wel alsof hij wil zeggen ‘Wat ben ik blij jou te zien.’ Zijn vacht is egaal bruin en zijn oortjes hangen slap langs zijn kopje. ‘Mam, mam, deze wil ik hebben. Hij is heel erg lief en hij heeft zelfs al aan mijn vinger geroken. Ik weet zeker dat hij heel blij is dat wij hem komen halen.

De jonge man neemt het konijntje uit zijn hok, maar als Trudy ziet dat hij hem bij zijn nekvel oppakt dan wordt ze boos. ‘U mag dat niet zo doen. Dat is niet fijn voor hem,’ zegt ze.

De jonge man probeert haar uit te leggen dat dat geen pijn doet, maar ze gelooft er niets van. Dat moest hij maar nooit meer doen, geeft ze hem als antwoordt.

‘Het is al goed, jonge dame. Hier neem hem maar van me over,’ antwoordt hij en duwt het jonge konijn in haar armpjes.

Teder aait ze hem over zijn kopje en ze wil hem meteen mee naar huis nemen. Even kijkt ze de jonge man nog boos aan, maar hij wendt glimlachend zijn gezicht van haar af.

‘Laten we maar heel snel naar huis gaan mam, voordat die vreselijke man mijn Wappert kwaad doet.’

Moeder kijkt de jonge man aan en knikt hem vriendelijk gedag. ‘Waar komt die naam Wappert vandaan,’ vraagt moeder.

‘Oh, dat heb ik uit een boek, die ik op school heb gelezen. Dat ging over een konijn en die heette Wappert. Vind je het geen leuke naam?

Moeder knikt en ze rekent af en de jonge man geeft ze een doosje waar ze het konijntje in kunnen stoppen voor onderweg.

Als ze thuis komen zien ze dat vader al op hen staat te wachten en achter het schuurtje staat een mooi hok voor Wappert klaar. Trudy rent erop af, maar blijft dan plots staan en kijkt haar moeder verschrikt aan. ‘Mam, nou zijn we toch nog het stro vergeten. Zullen we teruggaan om het op te halen?’

Maar papa houdt haar tegen en zegt dat de boer het stro en wat hooi komt thuisbrengen.

‘Toch niet die boer die mijn konijn bij zijn nekvel heeft opgepakt, want hij doet de konijnen pijn,’ antwoordt Trudy.

Voordat ze papa haar verhaal kan vertellen staat de jonge boer al voor het hek en laat het stro en het hooi uit. Hij legt op aanwijzing van Trudy’s papa de balen in de schuur. Dan neemt hij afscheid van Trudy, maar die draait zich demonstratief om en keurt hem opnieuw geen blik waardig. Samen met papa maakt ze het hok in orde en dan mag ze haar konijn uit de doos halen. Heel voorzichtig tilt ze hem op en zet hem in het warme met stro bedekte hok.

Uren zit ze voor het hok en vertelt haar konijn over school, haar papa en mama en ga zo maar door. Als ze moet eten moet moeder haar zowat van het hok wegslepen. Zenuwachtig zit ze op haar stoel en haar bordje is nog nooit zo snel leeggegeten. Dan vraagt ze of ze van tafel mag en glimlachend knikt papa haar toe. Snel gaat ze weer naar het hok om bij haar konijn te zijn.

 

Trudy en het konijn zijn inmiddels goede maatjes geworden en iedere keer als ze uit school komt mag ze hem zijn eten geven.

‘Niet te veel hoor, anders wordt hij veel te dik en wordt hij ziek,’ waarschuwt mama.

‘Ja mam, ik geef hem niet te veel. Kijk zelf maar, mijn konijn moet gezond blijven,’ en ze houdt een wortel voor zijn bewegende neusje.

‘Lieverd, hoe heet dat boek ook alweer, dat boek waar de naam van je konijn in voorkwam en waar ging dat verhaal over,’ vraagt moeder.

Trudy kijkt haar met gefronste wenkbrauwen aan en denkt diep na. ‘Ik heb het echt gelezen, het was een sprookje.’

‘Het was dus een sprookjesverhaal,’ vraagt moeder.

‘Eh…, eh, ja. Ik weet het alweer. Het spookje heette ‘De Lelijke Fee’, echt waar mam!

Het gaat over een meisje dat door een ongeluk niet meer kan lopen en moet dan een tijdje bij haar oma in het bos gaan wonen. Daar beleeft ze een heleboel avonturen en er komt ook een hele enge spin in het verhaal voor. Ik zou het best nog wel een keer willen lezen, maar ik kan het op school nergens meer vinden.’

Moeder kijkt haar aan en denkt diep na. De naam van het boek komt haar bekend voor. Waarschijnlijk is het hetzelfde boek dat zij heel lang geleden ook al eens had gelezen.

Ze had het nooit meer teruggevonden. Eigenlijk wist ze niet eens hoe ze eraan gekomen was. Lang had ze getwijfeld of het zich misschien alleen in haar fantasie had afgespeeld, maar nu haar dochter hetzelfde boek had gelezen, moest het wel bestaan. Vreemd, ook op school, waar ze voorleesmoeder was, was ze het boek nooit tegen gekomen. Ze had er toch al heel wat voorgelezen op school.

Trudy kijkt haar moeder verdrietig aan. Waarom wilde mama niet geloven dat zij dat boek had gelezen. Ze rent naar haar moeder en trekt stampvoetend aan haar schoort.

‘Ik sta echt niet te jokken hóór. Ik heb zelfs stiekem een foto uit het boek gescheurd,’ en geschrokken slaat ze een handje voor haar mond. Ze weet immers heel goed dat je nooit een bladzijde uit een leesboek mag scheuren.

‘Het is al goed. Hier lieverd, geef Wappert nog maar een peentje,’ zegt haar moeder.

 

Enkele weken later

 

Wappert groeit als kool en de kinderen uit Trudy’s klas komen regelmatig op bezoek. Ze zijn zichtbaar jaloers op Trudy en sommige schelden haar uit voor konijnenvrouwtje, maar daar trekt zij zich niets van aan. Wappert zit op haar schoot en ze leest hem voor uit haar leesboek. Het lijkt net alsof het konijn begrijpt waar zij het over heeft. Zo af en toe kijkt hij haar begrijpend aan. Hij drukt dan zijn neusje tegen haar vinger, die langs de regels glijden bij het voorlezen.

‘Jij, vindt het ook spannend hé,’ zegt ze en liefdevol aait ze hem over zijn bol.

Af en toe kijkt ze op wanneer er mensen langs hun erf wandelen en die naar haar zwaaien. Soms blijft de buurvrouw even staan en maakt dan een praatje met haar. Ook de hond van de buren komt zo af en toe voor het hek staan. Hij weet dat hem dan vaak een kaakje wordt toegestopt, maar sinds Trudy Wappert heeft vindt ze het maar niets dat hij langskomt. Het is een grote Mechelse herder met enorme tanden. ‘Wegwezen hond, je krijgt geen kaakjes meer. Maak dat je wegkomt,’ roept Trude.

Snel zet ze Wappert in zijn hok en loopt naar het hek. ‘Weg, zei ik toch en nu ophoepelen!’

De hond begrijpt er niets van, maar doet braaf wat ze hem opdraagt. Treurig loopt hij weg. Hij had haar toch nooit iets aangedaan, wat heeft ze toch opeens?

De volgende dag moet de moeder van Trudy een boodschap doen en zij wil dat Trudy thuisblijft. Mokkend gaat Trudy voor het raam zitten en kijkt naar Wappert, ie rustig tegen het gaas aanligt. Plotseling ziet Trudy de hond van de buren voor het hek staan en opgewonden springt Wappert met zijn pootjes tegen het gaas. Ze ziet de hond van de buren over het hek heen springen en hij gaat rustig voor het hok zitten. Het kwijl loopt uit zijn bek en Trudy vermoedt dat hij hem als prooi ziet.

‘Heb ik het hok wel goed afgesloten,’ fluistert ze in zichzelf en ze rent naar de achterdeur, maar die zit op slot.  Het enige wat zij kan doen is afwachten en maar hopen dat ze inderdaad het hok goed had afgesloten. Ze ziet dat Wappert hoog tegen het gaas gaat aanstaan en tot haar schrik ziet ze het gaas naar voren bewegen. De hond steekt zijn neus uit en drukt tegen het gaas aan. Wappert is totaal niet bang, maar ziet ook het gevaar niet. Opnieuw beweegt het gaas en het hok opent zich steeds verder. Trudy durft bijna niet meer te kijken. ‘Straks eet die rothond mijn konijn op. Ik kan het niet meer aanzien,’ en ze slaat haar handjes voor haar ogen.

Na enkele minuten spreidt ze voorzichtig haar vingers en kijkt naar het hok. Het gaas ligt inmiddels op de grond en de hond kan Wappert zo pakken. In paniek slaat ze tegen het raam en probeert de aandacht te trekken, maar niemand ziet haar. De enkeling die haar ziet denkt dat ze naar ze zwaait en zwaaien vriendelijk terug. Nu wordt het Trudy toch te veel en ze rent naar haar slaapkamer. Daar duikt ze onder de dekens en het beeld van Wappert en de hond staan op haar netvlies gegriefd. ‘Waar blijven papa en mama nou. Straks is Wappert er niet meer,’ huilt ze.

Na een tijdje wordt ze rustiger en luistert ze aandachtig naar de geluiden die van buiten komen. Ze stapt uit haar bedje en gaat voor het raam staan en staart naar het hok. Het hok is leeg en verdrietig gaat ze op de grond zitten en trekt haar knietjes op. Slaat haar armen om haar beentjes en huilt zachtjes. ‘Mijn lieve Wappert, wat zal ik je missen en die rothond zal ik nog wel eens een lesje leren.’

‘Pst…..,’ hoort ze plotseling en als ze opzij kijkt ziet ze een konijn naast zich zitten.

‘Niet bang zijn lieve Trudy, ik zal je niets doen.’

‘Waar kom jij vandaan, ben ik in slaap gevallen. Droom ik soms’ vraagt ze.

‘Nee hoor, je bent wakker en ik ben het konijn uit jouw sprookje. Ik moet je de groeten doen van het meisje en de anderen. Jij bent één van de weinige die ‘De Lelijke Fee’ hebben gelezen. Alleen kinderen die in sprookjes geloven kunnen het lezen. Wees maar niet verdrietig lieve schat. Geloof me, je zult zien dat alles goed komt.’

Trudy buigt haar hoofd en als ze weer opkijkt is het konijn weer verdwenen. Zoals het was gekomen, zo snel is hij weer in het niets opgelost. Trudy snapt er de ballen niet van en denkt dat ze een beetje getikt is. Zuchtend staat ze op en kijkt zoekend door het raam. Wat ze daar ziet zou je niet geloven, als je het niet met je eigen ogen zou zien. Daar ligt de hond van de buren opgerold in de schaduw van het huis en tussen zijn poten ligt Wappert lekker opgerold als een baby te slapen. Als de hond haar opmerkt heft hij zijn kop op en likt het kleine koppetje van Wappert schoon. Trudy legt een vinger tegen haar mond en denkt diep na. Weer moet ze denken aan het bijzondere verhaal van het meisje in de rolstoel. Opeens staat haar moeder achter haar die haar hand op de schoudertjes van Trudy legt. Met haar andere hand wrijft ze door Trudy’s krullen en vraagt fluistert. ‘Liefje, ik geloof in het verhaal dat jij hebt gelezen. Het bestaat echt en ik weet dat je het alleen kunt lezen als je in sprookjes geloofd. Kun je mij de bladzijde, die je uit het boek hebt gescheurd laten zien.’

Trudy raait zich om en rent naar haar kamer. Daar rommelt ze wat tussen haar spulletjes en vindt de door haar verwijderde bladzijde. Opgewonden loopt ze terug naar haar moeder, die de foto herkent. Het is dezelfde foto die ook zij als klein meisje in het boek had zien staan. Ze geeft de foto terug aan haar dochter. Glimlachend kijken ze samen naar het schouwspel van de twee dieren op het erf en genieten ervan.

 

 

Einde