Het Sluisje

Zoals gewoonlijk is het in de zomer erg druk met het heen en weer gaan van pleziervaartuigen. De sluiswachters wandelen van de ene naar de ander brug. Inmiddels worden de sluisdeuren elektronisch geopend en vervolgens weer gesloten. Voor de sluiswachters is dit aan de ene kant een verbetering, maar aan de andere kant wordt er bij enkele van hen een klein buikje zichtbaar.

 

Mijn vrouw en ik hadden met onze kleinkinderen een bezoekje gebracht aan de kinderboerderij en bij de sluis zagen we de brugwachter aankomen wandelen. Verderop lag een binnenvaartschip te wachten om de schutsluis in te kunnen varen.

‘Kom, als we doorlopen dan kunnen we er net nog overheen,’ zegt mijn vrouw. Nou daar was mijn kleinzoon het helemaal niet mee eens. Hij blijft staan en kijkt zijn oma verwijtend aan. Gefascineerd volgt hij elke beweging die de brugwachter maakt. Hij kan er maar geen genoeg van krijgen, ook al zijn we er al talloze malen blijven staan. Die sluizen blijven hem fascineren.

‘Opa, ik mag wel kijken hè,’ hij pakt mijn hand en hij is zeker niet van plan om dit schouwspel over te slaan. ‘Loop jij maar door. Wij komen zo wel,’ zeg ik tegen mijn vrouw.

Mijn kleinzoon zwaait naar zijn oma en roept. ‘Ja hoor oma, wij komen wel.’

Gretig wil hij zo dicht mogelijk bij de brug staan. Naast hem staat een man met een enorm postuur. De kleine jongen kijkt tegen hem op en terwijl hij aan de mans broekspijp trekt, zegt hij. ‘Mijn papa is ook groot.’ De man kijkt hem lachend aan en ik voel dat mijn kleinzoon stevig mijn hand vasthoudt.

De man geeft hem een aai over zijn blonde koppetje en luistert naar wat hij nog meer te vertellen heeft. Dan hoort hij de belletjes rinkelen, trekt aan het vest van de man en zegt: ‘Kijk, nu gaat het hek dicht, anders val je in het water. Dan gaan de sluizen open, kijk maar daar.’ En hij wijst naar de sluisdeuren, om dan zijn blik op de sluiswachter te werpen die de deuren met één druk op de knop laat openzwaaien. ‘Eerst moet het water eruit, ja hè opa?’

Glimlachend kijkt de man de wijsneus aan en zegt. ‘Jij kan zo sluiswachter worden.

Mijn kleinzoon kijkt hem verbaast aan en ik zie aan zijn gezichtje dat hij niet begrijpt wat de man precies bedoelt.

Langzaam vaart het vrachtschip de schutsluis in en volbewondering kijkt mijn kleinzoon naar het schroefwater dat met veel kabaal en kracht naar achteren wordt gestuwd.

Even is hij stil en kijkt mij met een schreef koppetje aan. Ik denk dat hij zich bewust is van het enorme gevaarte wat zich in de sluis maneuvreert. Plotseling zie ik een grote glimlach op zijn gezicht verschijnen en hij roept:

‘Opa, wat kan die boot een grote broekscheet laten hé,’ en hij kneep stevig zijn neus dicht.

De man naast hem schudt met zijn hoofd en moet er net als ik smakelijk om lachen.

 

Einde