De gemene heks

Noortje ligt doodziek onder de dekens. Mama heeft de hele nacht naast haar bed gezeten.
‘Lieve schat, wordt maar snel beter,’ fluistert ze.
Noortje ligt te rillen, maar heeft geen koorts. Eindelijk komt de dokter om de hoek van de deur kijken.
‘Wat hoor ik, is Noortje ziek en dat met dit mooie weer.’
Noortje beweegt bijna niet, ze kan geen boe of ba zeggen.
De dokter kijkt haar van top tot teen na. Drukt op haar buikje, luister naar haar longen.
‘Tja, wat kan ik hiermee,’ mompelt hij en krabt achter zijn oor.
‘Ik begrijp er niets van. Ze heeft geen verhoging. Haar longetjes piepen niet. Haar buikje voel soepel aan. Vreemd. Heb je pijn Noortje,’ vraagt de dokter.
Noortje zegt niets. Alleen haar ogen gaan af en toe open.
Mama kijkt de dokter aan en wil weten wat ze scheelt.
‘Dokter u ziet toch dat ze ziek is. Wat zou het kunnen zijn?’
‘Tja, ik zit ook met mijn handen in het haar. Echt, ik weet het niet. We zullen haar moeten laten onderzoeken in het ziekenhuis.
Noortje wordt door de ambulance naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Daar wacht de dokter haar op en ze wordt naar een kamertje gebracht waar ze haar gaan onderzoeken. De artsen sturen mama even weg en wordt door een lieve zuster opgevangen.
‘Kan ik hier bellen,’ vraagt ze aan de zuster. Mijn man werkt in het buitenland. Hij moet weten dat Noortje ziek is.’
De zuster brengt haar naar een kamertje waar ze papa kan bellen. Moeder hoort het toestel van haar man overgaan en zacht noemt hij zijn naam.
‘Lieve schat met mij. Noortje is ernstig ziek, maar ze weten niet wat ze heeft. Kan je terug naar huis komen, alsjeblieft?’
‘Natuurlijk schat, ik kom zo snel mogelijk naar jullie toe,’ antwoordt papa.
Moeder legt de hoorn neer en weet dat het nog wel even kan duren voor papa thuis is. Verdrietig gaat ze even zitten. De artsen doen wat ze kunnen, maar zij kunnen niet vinden wat Noortje zo ziek maakt. De zware ademhaling en de rode bulten die op het lichaampje van Noortje verschijnen kunnen zij niet verklaren. Noortje sluit haar ogen en wat ze ook doen, ze krijgen haar niet wakker. De artsen begrijpen steeds minder wat eraan de hand is.
Noortjes mama wordt binnen geroepen. Ook zij snapt er niets van.
‘Gaat ze dood, stotterde ze. Alsjeblieft, laat haar niet doodgaan. Zo erg kan het toch niet zijn?’
Een oudere arts weet ook niet wat hij moet zeggen. Iedereen staat er verslagen bij.
Een jonge dame in een witte jas geeft een dossier aan de arts. Samen met de andere artsen kijken ze ernaar en schudden allemaal met hun hoofd.
‘Heeft u de uitslag,’ vraagt mama.
‘Ja mevrouw, maar alle uitslagen zijn perfect. Het ziet er gezond uit. Ik moet u eerlijk zeggen, we weten het niet. Ik ga contact opnemen met collega’s in de hoop dat zij ons op het juiste spoor kunnen zetten.’
Moeder houdt het handje van Noortje vast en dept het bezwete gezichtje droog. Noortje rilt nog steeds en haar gezichtje is rood.

 

Aan de vooravond

 

Noortje ligt te turen naar het plafond en begrijp niets van wat er vandaag is gebeurd. Buiten hoort ze het wapperen van vleugels, wat een zingend geluid voortbrengt. Ze loopt naar het raam en ziet dat moederzwaan haar aandacht trekt. Ze sluipt naar buiten waar het zwanenpaar haar bij het meer opwachten.
‘Liefje, luister. We weten dat je best bent geschrokken., maar het is waar. Jouw mama is echt een Fee geweest. Het takkenmannetje sprak de waarheid,’ fluistert mammazwaan. ‘De heks is op oorlogspad, maar wat ze precies wil dat weten we niet. Je moet voor haar oppassen. Ook wij zijn door de heks betovert. Je moet iets doen, anders gaat het fout, ook met ons.’
‘Maar, wat kan ik doen,’ vraagt Noortje.
‘Dat weet ik niet schat,’ antwoordt mamazwaan. ‘We weten dat ook jij krachten bezit waarvan je het bestaan nog niet weet, meer kunnen wij je niet vertellen.’
Mamazwaan vliegt weg en laat Noortje vertwijfelt achter.
‘Ha ha ha ha,’ hoort ze boven haar hoofd een afschuwelijke lach. ‘Op een dag lukt het mij om jouw mama’s schoonheid te krijgen,’ schreeuwt de heks vanuit de grote boom. ‘Voordat jij zover bent dat je de toverkrachten beheerst, heb ik haar schoonheid al!’
Noortje begrijp er niets van. Zit ik nu alweer in een akelige droom, denkt ze.
Ze kijkt naar de boom en zonder erbij na te denken, klimt ze naar boven. Het is al donker, maar de maan staat hoog aan de hemel. Zware krommentakken steken donker af tegen het licht van de maan. Hoe hoger ze klimt, hoe angstiger ze wordt.
‘Kom maar lief meisje,’ roept de gemene heks. Zal ik ook jou in een zwaan veranderen, ha, ha,…!’
Noortje wordt moe en haar lichaampje begint te trillen van de inspanning.
‘Kom maar meisje, nog een paar takjes. Het gaat goed zo.’
Noortjes begrijpt er niets van. Waarom ben ik ook die boom ingeklommen en wat wil die heks van mij. Ik had ook lekker in mijn bedje moeten blijven liggen, denkt ze.
Ze kijkt naar beneden, maar ziet alleen maar een donker gat. Ze voelt haar beentjes trillen en in haar buik voelt ze een raar gevoel. Het liefst zou ze willen loslaten, maar ze beseft dat ze dan valt.
‘Kom liefje, nog een klein stukje en dan ben je op de sprookjeswolk.’
Plots wordt het helder rondom Noortje en ziet ze inderdaad de sprookjeswolk. Ze weet dat ze nu niet meer bang hoeft te zijn.
‘Spring er maar op,’ roept de heks zo aardig mogelijk.
Noortje ziet dat de afstand tussen de boom en de sprookjeswolk best wel groot is, maar ze is ervan overtuigd dat ze de afstand kan overbruggen. Ze gaat op de dikste tak staan om op de wolk te springen.
‘Niet doen,’ roept een stem. ‘Niet doen Noortje. Dat haal je nooit, maar het is al te laat. Ze springt, klapt tegen de wolk en kukkel naar beneden.

 

Enkele dagen later in het ziekenhuis

 

Opnieuw dept mama het vocht van Noortjes voorhoofd. De artsen kunnen niets voor haar doen en hebben geen idee wat er met haar aan de hand is. Mama heeft gevraagd of ze Noortje mee naar huis mag nemen en de artsen hebben erin toegestemd. Elke dag komt de huisarts langs om te kijken hoe het met haar gaat. Papa is zo snel mogelijk naar huis gekomen en thuis kunnen ze niets anders voor haar doen dan goed voor haar zorgen en hopen dat het snel weer beter gaat.
‘Hoe is het met haar,’ vraagt hij aan zijn vrouw.
‘Ik hoop op een wonder schat. Haar ademhaling gaat snel.
Noortjes Lichaam begint plots van top tot teen te schudden en gillend komt ze overeind. Zwaait met haar armen en schreeuwt om mama.
Moeder probeert Noortje tot rust te brengen, maar niets helpt.
Plots valt ze achterover en ligt doodstil. Het rode gezicht wordt wit en op eens verdwijnen de bulten. Doodstil en vredig ligt ze in haar bedje.
Verslagen zitten papa en mama naast het bedje en troosten elkaar. Ze kijken naar het gezichtje van hun dochter die met een vredige blik en een glimlach rond haar gezicht in haar bedje ligt.
Papa staat op en zegt: ‘Ik ga de dokter bellen,’ zegt haar man met een trilling in zijn stem.
Hij wandelt naar de deur, maar hoort dan zachtjes vragen: ‘Is het al morgen?’
Noortje wrijft haar ogen uit en gaat rechtop zitten. ‘Ik heb weer zo naar gedroomd. Ik droomde dat mama een echte fee was. Of nee, was…, of nog is?’
Papa en mama horen niet eens meer wat ze zegt en omhelzen haar liefde vol.

 

Einde