Noortje verveelt zich

 

De eerste schooldag is voorbij. Huppelend en blij loopt Noortje aan de hand van mama naar huis. ‘Mag ik morgen weer naar school?’

‘Nee lieve schat, morgen is het weekend en dan is de school gesloten,’ antwoordt mamma.

Teleurgesteld kijkt ze haar mama aan. Als ze thuiskomen kijkt Noortje of de zwanen er zijn, maar helaas, ze kan ze niet ontdekken. Ook de kraai is er niet en het gekke mannetje met zijn rare hoed ook niet. Hij is wel eng, maar ze is ook wel heel nieuwsgierig naar hem.

Verveeld gaat ze naast het hok van Droef zitten. Droef is naar de dokter. Hij is tijdens het uitlaten in een stuk glas gestapt. Papa heeft zijn poot verbonden, maar hij is bang dat er toch nog een stukje glas in de poot van Droef is achtergebleven. Ze wilde mee naar de dierenarts, maar papa vond dat geen goed idee. ‘Ik wacht wel op Droef, hij komt vast snel thuis,’ mummelt ze.

Verveelt kijk ze om zich heen. Staat op en begint overal tegen aan te schoppen.

‘Ik wil naar school,’ fluistert ze boos en schopt tegen de wasmand aan. De mand valt om en de schone was valt in de modder. Verschikt kijkt ze ernaar en snel gooit ze de was terug in de mand.

Ze loopt naar de rand van het meer en telt haar vingers. Soms is ze de tel kwijt omdat ze nog goed moet nadenken 1,2,3,4,7…. Nee dat is niet goed en ze begint weer opnieuw.

‘Tien,’ roept ze luid. ‘Tien vingers.’

Aan de rand van het meer neemt ze plaats en trekt haar schoen uit. ‘Die heb ik vandaag toch niet meer nodig. Ik mag ook niets, niet naar school, niet met Droef mee naar de dokter,’ mokt ze en ze gooit haar schoen het meer in. Ook haar sokken trekt ze uit, maar deze rolt ze, zoals mama haar dat heeft geleerd, op. Ze laat haar voetjes in het water bungelen, maar trekt ze ineens terug. Het is net alsof er iets in haar tenen bijt. Ook dit vindt ze ineens niet meer leuk. Ze pakt haar sokken en loopt naar huis. Ze komt langs de wasmand en gooit haar sokken erin.

Mama is in de keuken en samengaan ze aan de keukentafel zitten. ‘Mam, het duurt wel lang hè. Droef zal toch geen pijn hebben?’

‘Het komt wel goed schat. Papa belde zojuist dat ze onderweg naar huis zijn.’ Mama kijkt naar haar blote voeten. ‘Waar zijn je schoenen,’ roept ze verschikt’

‘Die heb ik in het water gegooid.’

‘Nee toch,’ roept mama.

Noortje begrijpt dat ze nu iets heeft gedaan wat mama echt niet kan goedvinden.

‘Alle twee, maar het zijn pas nieuwe schoenen.’

‘Nee hoor, ééntje maar. De andere ligt er nog, die kan ik gewoon aan.’ Noortje ziet dat mama een beetje boos op haar is. Ze neemt Noortje bij de hand en trekt haar mee naar het meer. De schoen ligt nog aan de rand van het meer en moeder begrijpt dat de andere echt weg is. Mama zucht eens diep. ‘Ga maar naar je kamer en blijf daar totdat ik je roep. Ben je nu helemaal belatafelt. Voorlopig blijf je gewoon thuis.’

Noortje zit verdrietig op haar kamer en kijkt uit het raam. Ze heeft spijt, maar ja daar heeft ze nu niet veel aan. Haar schoen krijgt ze er niet mee terug. Ze ziet Droef door de tuin wandelen. Zijn poot zit nog steeds in het verband. Snuffelend loopt hij door de tuin alsof hij naar haar op zoek is. Ook mama is in de tuin en loopt naar de wasmand. Ze begint met haar hoofd te schudden. Noortje pakt haar prentenboek en bekijkt de plaatjes. Opeens hoort ze mama roepen. Ze mag naar beneden. Misschien is mama niet boos meer, denkt ze. Maar als ze beneden komt zegt mama dat ze haar boterhammetjes moet opeten en dan weer naar haar kamer moet.

Zo af en toe kijkt ze mama aan, maar merkt dat ze nog erg kribbig is.

Dan zegt papa opeens: ‘Zo nu is het wel genoeg. Ze weet nu best wel dat ze iets verkeerds heeft gedaan, ja noch Noor?’

Noortje knikt en is blij dat papa niet zo streng is. Mama is het er niet mee eens, maar ze mag na de lunch toch weer gewoon de tuin in. Op haar blote voetjes rent ze op Droef af en knuffelt hem. Aan de rand van het meer zijn de zwanen en hun kinderen aan het spartelen. Iedereen kijkt op als ze ineens een kreet horen. ‘Nee hè, mijn was is roze. Alles loopt ook mis vandaag. Wie heeft die rode sokken in de witte was gegooid?’

‘Je bent weer lekker bezig,’ roept de kraai vanaf een tak. ‘Eerst gooi je de was in de modder en dan gooi je er je rode sokken bij. En dan heb ik het niet eens over je schoen, die je het meer in hebt gegooid. Leer je dat misschien op school?’ grinnikt de kraai.

Noortje kijkt hem verschikt aan. ‘Schoen, wat schoen,’ vraagt papazwaan. ‘Heb jij je schoen in het meer gegooid. Noortje toch.’

Noortje wordt er verlegen van. Ze weet immers nu ook wel dat ze dat niet had mogen doen.

‘Ik verveelde me zo. Er was niemand met wie ik kon spelen.’

‘Ja, ja,’ roept mamazwaan. ‘Nu hebben wij het gedaan. Kom kindertjes, dit is een mooie oefening voor jullie.’

Met zijn alle steken ze hun nek onderwater en onderzoeken de bodem. Noortje kijkt ernaar en vraagt zich af wat ze aan het doen zijn. Opeens ziet ze mamazwaan haar nek nog dieper het water insteken en tot haar verbazing komt ze met haar schoen naar de kant zwemmen. ‘Nou lieverd, hier heb je nou vrienden voor,’ en zachtjes tikt ze tegen Noortjes neusje.  Noortje is zo blij, rent met haar schoen naar huis en roept; ‘Mam, mam, hier is mijn schoen. De zwanen hebben hem voor mij uit het meer gehaald. Ik beloof dat ik nooit meer zo dom zal zijn.’

‘Zwanen, zwanen. Neem je me nou in de maling?’

‘Nee echt niet mam,’ en ze kijkt haar vader aan.

‘Fijn dat je schoen weer terug is. Dat was erg dom van je, dat moet je maar nooit meer doen. Heb je de zwanen bedankt?’

‘Het is wel goed met jullie. Ik ga weer aan het werk,’ zegt mama.  

Papa begint hard te lachten. ‘Weet je waar ik opeens aan moet denken?’

Mama haalt haar schouders op en papa zegt; ‘Aan dat verhaal wat jouw moeder ons vertelde, toen jij als klein meisje je schoen kwijt was. Je zei letterlijk; ‘Heb ik in de kachel jooit, ha,ha,ha…’

Er komt nu ook een glimlach rond mama’s mond en kijkt Noortje aan. Ze ziet dat Noortje haar niet begrijpend aankijkt. ‘Ja, je hebt gelijk. Ook ik was eens zo dom.’ Samen lachen ze om het hele voorval.

Noortje haalt diep adem en zegt; ‘Mijn schoen is terug. Met droef gaat het gelukkig ook goed. En…, ik vind roze ook best een mooi kleur voor de was.   

 

Einde