Boris en de klapperband

Gestaag komt de zon van achter de horizon omhoog. De haan kraait als teken dat er een nieuwe dag is aangebroken en een koel briesje laat het gras heen en weer golven. Langzaam komt het leven weer opgang.
Eén voor één kruipen de kitten hun geliefde mandje uit en sluipen door het kattenluikje naar buiten. Toos, die nog heerlijk ligt te dommelen, besluit om de andere te volgen.
Zoals altijd is Bukkie als eerste buiten en komt vrolijk op zijn zus af. Toos wil hem ontwijken, maar hij is haar te snel af en al snel rollen ze samen piepend van plezier door het pas gemaaide gras. Plotseling heeft Bukkie er genoeg van. Voordat zijn ouders wakker worden wil hij nog even ongestoord een bezoekje brengen aan Boris.
Ik moet gewoon stil blijven liggen en net doen alsof ik nog slaap, denkt Boris. Hij had ze allang in de gaten en hoopte vurig dat ze hem nog even met rust zouden laten. Inmiddels wist hij wel beter. Die belhamel is niet te stoppen. Waar haalt hij toch die energie vandaan, vraagt hij zich af. ‘Oh nee hè, daar komt er nog één,’ moppert hij.
Snippie duwt Bukkie opzij en rent als een dolle op Boris af. Door de ochtenddauw is het gras nat en glad en door de snelheid glijdt Snippie onderuit. Verschikt kijken de anderen hem na en Toos roept hem nog na dat hij voorzichter moet zijn. Vlak voor de neus van Boris, die hem niet had aan zien komen, komt hij tot stilstand. Boris schrikt en beseft dat hij er weer eens is in getuimd. Snippie kruipt onder zijn oor en fluistert gniffelend: ‘Ik heb je door. Net doen of je slaapt hè. Ik zie aan je neus dat je wakker bent. Je houdt mij niet voor de gek.’
‘Hoe weet jij dat nou. Ik slaap wel. Laat me toch met rust. Maak dat je weg komt,’ gromt Boris.
Snippie wrijft met de kussentjes van zijn pootjes onder de neus van Boris. Ze weet maar al te goed dat hij daar niet tegen kan.
‘Niet doen, ik ben al wakker. Hou er mee op!’
Inmiddels zijn ook Bukkie en Toos bij het hok aangekomen. Bukkie, die eigenlijk altijd haantje de voorste wil zijn duwt Snippie opzij. Even is Boris blij dat Snippie hem nu met rust laat, maar al snel begrijpt hij dat Bukkie het nu op hem heeft gemunt. Waarom passen die ouders niet wat beter op hun kroost, vraagt hij zich af. Waar heb ik dit aan verdient?
‘Boris,’ begint Bukkie die aan één van zijn snorharen trekt en geërgerd trekt Boris zijn bovenlip op en gromt zachtjes.
Bukkie is totaal niet onder de indruk van het grommen, maar voor de zekerheid doet hij toch maar een paar stapjes achterwaarts. Hij begrijpt er niets van.
‘Waarom ben je boos,’ vraagt hij.
‘Ben je boos Boris. Ja, je bent boos, je gromt,’ zegt Bukkie.
Snippie slaat een pootje voor zijn mond en begint te giechelen. ‘Bukkie is bang voor Boris. Wat een lafaard, roept hij uit.
Bukkie ergert zich een beetje aan zijn broertje, en gaat naast hem staan.
‘Boris, ik begrijp het niet. Zo ben je anders nooit. Wat is er met je,’ vraagt Bukkie.
Boris schaamt zich een beetje, draait zijn kop om en staart recht voor zich uit. Vlekkie en Toos komen achter Bukkie staan en duwen hem voor zich uit.
‘Stop hiermee. Straks bijt hij me,’ roept hij.
Boris kijkt ze glazig, maar vastberaden aan. Het enige wat hij wil is dat ze hem met rust laten. Toch bedwingt Bukkie zijn angst en loopt op hem af. ‘Zal ik je even kietelen,’ zegt hij.
Opnieuw trekt Boris zijn bovenlip op en laat zijn enorme tanden zien. Snel duikt Bukkie weg en kijkt hem met halfgesloten oogjes aan. Angstig kijkt hij naar de enorme tanden en beseft dat deze hem in één hap kunnen ombrengen.
‘Wouw, die tanden zijn veel te groot. Zou hij mij echt bijten,’ vraagt hij aan Toos.
Toos kijkt ‘met één van haar pootjes tegen haar onderkin bedenkelijk na. ‘Ik denk het niet. Gewoon gaan,’ antwoordt ze.
‘Weet je het zeker? Ga jij maar eerst, dan volg ik je wel,’ zegt Bukkie, maar Toos doet net of ze hem niet hoort.
Snippie die nog steeds niet begrijpt waarom ze ineens zo bang voor Boris zijn staat kwispelend met zijn staart omhoog naar hen te kijken. Vrolijk stapt hij op Boris af en zegt: ‘Kom Boris, doe niet zo gek. Zo worden we nog bang van je. Vertel ons wat er met je aan de hand is. Zijn wij niet aardig voor je. Kom vertel het ons?’
Boris blijft nog steeds doodstil liggen. Snippie waagt het om nog een paar stapjes dichterbij te komen, maar Toos roept angstig dat hij daarmee moet stoppen. Even twijfelt hij, maar loopt dan toch op Boris af.
‘Boris zal mij heus niets doen. Daar ben ik zeker van,’ antwoordt hij.
Boris ziet Snippie vlak naast hem staan. Haalt diep adem en fluistert: ‘Klapperband, laat me nou,’ en hij blaast Snippie zijn hok uit.
Snippie rolt over het gras en blijft voor de pootjes van zijn zus Toos liggen. Dan krabbelt hij weer op en rent naar het kattenluikje en springt boven op de rug van zijn moeder.
Moederpoes komt net uit een diepe slaap en geeuwend drukt ze Snippie dicht tegen zich aan. Liefdevol aait ze hem over zijn bolletje en fluistert.: ‘Pssst, je vader ligt nog in dromenland. Volgens mij rent hij in zijn droom achter de muizen aan.’
Snippie maakt zich van haar los en gaat rechtop voor haar zitten en ratelt aan één stuk door.
‘Klapperband, Boris heeft een klapperband. Je moet meteen meekomen. Opschieten mam!’
‘Kan een kat dan nooit eens rustig slapen. Het is zondag. Na al dat zware werk van de afgelopen week heb ik recht op een beetje rust,’ bromt vaderkat. Dan pakt hij Snippie bij zijn nekvel en vraagt: ‘Boris, welke Boris?’
‘Eh… eh….. Boris, zei ik Boris,’ en hij kijkt zijn vader met onschuldige oogjes aan.
Inmiddels zijn ook de andere achter hem aangekomen en wachten gespannen af hoe hij zich uit deze situatie gaat redden.
Toos voelt een boosheid in zich opkomen. Ze zet een hoge rug op en kijkt hem dreigend aan. Ze zou hem het liefst een flinke klap willen geven. ‘Hij heeft het weer voor elkaar hoor,’ fluistert ze tegen de anderen.
‘Straks komen ze erachter dat we vriendjes zijn met Boris.’
‘Wat een oen is hij toch,’ zegt Dorientje opeens.
De anderen kijken haar verbaast aan en weten niet wat hen overkomt. Dorientje met haar opgedofte haartjes. Ze vinden dat ze een enorme kapsones heeft, maar nu. Nu neemt ze het ineens voor hen op.
‘Zo, ben jij ook maar eens uit je mand gekomen. Moet je soms je pootjes lakken. Ga maar snel aan papa en mama vertellen wat wij hier uitspoken,’ zegt Bukkie nijdig.
Boos tilt Dorientje haar poot op en maakt een slaande beweging naar hem.
‘Ik krap je hoor,’ maar buigt haar kopje en fluistert. ‘Ik zal niets verraden. Laat mij maar. Je zult zien dat ik het goede met jullie voor heb.’
Heupwiegend stapt ze op haar ouders en Snippie af en roept: ‘Zo Snippie, wat hoor ik. Kan jij in je pootjes klappen en tegelijk over het gras glijden?’
De andere houden hun adem in en wachtte gespannen op het antwoordt van Snippie. Vader pakt hem bij zijn nekvel en zegt dat hij met een gerust hart kan vertellen wat er aan de hand is. Snippie denkt goed na. Hij weet heel goed dat hij niet mag liegen. ‘Uh…, ja hoe was het ook alweer,’ murmelt hij.
Moeder kijkt hem aan en ze ziet dat haar kleintje zichzelf in de nesten werkt. Ze stapt op vaderkat af en pakt Snippie op. ‘Laat mij maar,’ zegt ze tegen vader. ‘Ga jij maar. Ik denk dat de andere al op je zitten te wachten. Nu ben je eindelijk eens niet te laat voor de jacht. Ik heb Bertus de kat een half uur geleden al voorbij zien lopen.’
‘Je hebt gelijk vrouw. Ik ga maar gauw, anders kom ik nog te laat,’ en snel verdwijnt hij door het kattenluik. Blij dat hij van al dat gedoe met dat kroost verlost is. Opvoeden vindt hij toch wel een ding. Nee, daar is moeder toch veel beter in dan hij, bedenkt hij.
‘Mam, laat me los. Mijn nek doet pijn,’ roept Snippie en moeder zet hem met zijn trappelende pootjes op de grond. Ze geeft hem nog een tikje op zijn billen, maar Snippie begrijpt best dat ze hem uit een beroerde situatie heeft gered. Met vader was hij er niet zo makkelijk vanaf gekomen. Een moment kijkt hij haar nog even kribbig aan. Hij wil haar best wel de waarheid vertellen, maar moeder wil al niet meer naar hem luisteren en zegt: ‘Ga maar schavuit. Ik wil het niet weten. Pas goed op jezelf en kijk uit voor die hond. Je weet maar nooit wat hij in zijn schild voert. Begrepen?’
‘Ja mam. Ik zal goed uitkijken en ook op de anderen letten,’ antwoordt hij en weg is hij.
Hoofdschuddend kijkt ze hem na en binnensmonds moppert ze: ‘Laat ze maar denken dat ik ze niet door heb.’ Ze pakt de dekens uit de mand en schut ze flink door elkaar zodat de haren eruit vallen.
Dorientje is zichtbaar tevreden en hoopt dat ze haar nu wat meer zouden vertrouwen. Huppelend gaat ze naar haar kaptafeltje en bekijkt zichzelf in de spiegel. ‘Zo, nu ben ik niet alleen de mooiste poes van de buurt, maar ook nog de dapperste.’ Ze is er zeker van dat zij de hele affaire met Snippie had gered.
Moederpoes kijkt over haar schouders naar Dorientje en schud lachend met haar hoofd. Wat een bijzonder kroost heeft ze toch. Ze hield van al haar jongen even veel, maar oh wat waren ze verschillend.
Buiten staat Snippie op de anderen te wachten en kijkt hen vragend aan. ‘Niets aan de hand. Mama heeft niets in de gaten,’ fluistert hij.
Moederpoes zit op het randje van haar mand en is diep in gedachten. Wat vreet dat kroost uit, vraagt ze zich af. Ze is er niet gerust op en rent naar buiten. Daar volgt ze het spoor van haar kroost. ‘Staan blijven,’ roept ze.
Snippie blijft staan en draait zich om. ‘Niet bang zijn mama. Boris beschermt me wel,’ en hij rent weer verder.
Moeder rent achter hem aan en als ze bij het hok van Boris komt ziet ze haar andere kroost over, achter, langs en naast hem zitten.
‘Laat me toch met rust, anders krijg ik weer een klapperband,’ bromt Boris.
‘Niet zo emmeren. Kom toch gewoon uit je hok,’ zegt Snippie
Boris ziet het niet meer zitten en wil vluchten, maar valt plots hard tegen de grond.
Moederpoes die denkt dat hij haar kroost wil aanvallen, schrikt en ziet haar kinderen door de lucht vliegen.
‘Boris is stout,’ roept een huilende Snippie en verstopt zich achter zijn moeder. ‘Boris is stout,’ zegt hij telkens opnieuw. ‘Ik wilde hem nog wel helpen!’
Moeder aait hem liefdevol over zijn bolletje. Dan verzamelt ze een heleboel moed en stapt op Boris af. Boris kijkt droevig uit zijn ogen en moederpoes begrijpt dat er meer aan de hand moet zijn. Dit is niet de Boris die zij kent. Onderzoekend laat ze haar blik over hem heen glijden en dan ziet ze ineens wat er aan de hand is. Zijn halsband zit vast aan een stok die in de grond is gestoken. Ze strijkt haar snorharen glad en fier, met een rechte rug kijkt ze Boris vriendelijk aan.
Boris begint zachtjes te janken. Hij is moe en dorstig. Moeder kijkt naar haar kroost en denkt diep na. Opeens ziet ze de oplossing voor het probleem. Ze begrijpt nu ook wat Snippie bedoelde toen hij het over een klapperband had. Dat pestjoch van hiernaast heeft Boris natuurlijk te grazen genomen. Hij heeft Boris tijdens zijn slaap overmeesterd en een stok tussen zijn halsband geschoven en in de grond gestopt. ‘Als ik dat rotjoch zie dan zal ik hem eens flink krabben,’ moppert ze.
De kitten geloven niet wat ze horen. Moeder, die het voor Boris opneemt. Snippie loopt op zijn moeder af en duwt haar in de richting van Boris. Hij moedigt haar aan hem te helpen.
Deftig, zoals altijd loopt ze fier naar Boris en legt hem haar plan uit. Boris heeft geen zin om naar haar te luisteren of te doen wat ze van hem vraagt. ‘Ik heb zo’n pijn aan mijn nek,’ smeekt hij. ‘Maak me los. Als ik dat joch tegenkom, vreet ik hem op,’ bromt hij.
Juichend roepen de kitten in koor: ‘Boris gaat op jacht. Hij eet dat joch op.’
‘Ophouden jullie,’ roept moederpoes boos. ‘Help me liever om Boris te bevrijden, anders heeft hij straks een lelijke vleeswond.’
De kitten worden er stil van en volgen de aanwijzingen van hun moeder. Ze springen op de rug van Boris en met zijn alle proberen ze wat ruimte te tussen de halsband van Boris te creëren. Ook moeder pakt de halsband, maar dan aan de onderkant. ‘Rustig maar Boris, we halen je uit deze benarde situatie. Kruip nu maar langzaam en voorzichtig achteruit, dan komt het vanzelf goed.’
Boris doet wat ze zegt en moederpoes schuift stukje bij beetje de halsband naar voren, zodat deze steeds meer vrij komt te liggen. ‘Nog een klein stukje, dan is hij los,’ fluistert ze Boris toe.
Eindelijk is de halsband los en Boris is weer vrij. De kitten dansen van blijdschap en geluk in het rond.
‘Kom kinderen, nu wegwezen. Laat Boris nu met rust,’ maant moederpoes.
Kakelend rennen de kitten door elkaar en lopen naar het kattenluikje. Van al die spanning hebben ze honger gekregen.
‘Dit doet een hond goed,’ zegt Boris en hij bedankt moederpoes voor haar geweldig hulp.
Streng maant ze hem dat hij voortaan toch beter moet opletten. ‘Mensen kunnen gemeen zijn. Vooral die buurjongen is een echte rotzak,’ zegt moederpoes.
Boris tilt één van zijn voorpoten op en legt deze zachtjes op die van moederpoes. ‘Je hebt gelijk. Ik zal voortaan beter oppassen. Je bent best oké. Ik schaam me een beetje.’
‘Dat hoeft nu ook weer niet. Laten we vrienden blijven, maar niet al te doorzichtig,’ antwoordt moederpoes.
Boris knikt tevreden en krabbelt in zijn nek. ‘Het doet wel pijn poes, maar het gaat wel over.’
‘Misschien ben je wel gewond. Laat me eens kijken,’ vraagt moeder bedeesd.
Boris buigt zijn hoofd en moederpoes inspecteert zijn nek.
‘Je nek is rood en gezwollen, maar er is gelukkig geen wond. Je zult er een paar dagen last van houden, maar het gaat zeker over,’ spreekt ze Boris bemoederend toe.
Boris bedankt haar vriendelijk en geeft een flinke lik over haar kopje.
‘Nou moet je niet te klef gaan worden, eigenlijk zouden we vijanden moeten zijn. Ten slotte zijn we kat en hond,’ zegt moeder lachend en ze maken een dansje van plezier.
Geen van beiden zien de buurjongen. Zo, die hebben niets door, denkt hij. Ik zal die rot beesten eens mores leren. Weer pakt hij een stok en sluipt op ze af.
De kitten, die inmiddels alweer buiten zijn zien hem en Toos slaat direct alarm. Ze rent naar haar moeder en vertelt dat de buurjongen op hen afkomt. Met zijn alle maken ze dat ze wegkomen.
Boris begrijpt er niets van. ‘Waarom lopen jullie nou ineens weg. Ik doe echt niets hoor,’ roept hij ze na.
Maar plots ziet hij in zijn ooghoek de buurjongen aankomen. Trek zijn bovenlip op en begint te grommen. Een moment blijft de jongen staan en staart naar de hond. Hoe kan dat nou. Hoe heeft hij los kunnen komen. Ik had de stok nog wel zo goed in de grond verankerd.
Dan ziet hij de hond op zich afkomen en hij besluit om de tuin zo snel mogelijk te verlaten. Daarbij blijft hij lelijk aan het prikkeldraad hangen en er verschijnt een enorme winkelhaak in zijn broek en valt met zijn knieën op de stenen waardoor hij er een lelijke geschaafde knie aan over houdt.
‘Zo, die heb ik toch mooi verjaagd,’ gromt Boris en gaat tevreden voor zijn hok liggen. ‘Eindelijk rust en tijd om te slapen.’

Einde